Biografisch Woordenboek van Nederland Wiskundigen


Jan de Vries was hoogleraar in de meetkunde.

VRIES, Jan de, meetkundige (Amsterdam, 1 maart 1858 - Utrecht, 3 mei 1940). Zoon van Rubertus Jan de Vries, boekhandelaar, en Henriette Auguste Frantzen. Hij huwde op 22 december 1881 met Truitje Groote (1857-1939), dochter van een Luthers predikant. Jan de Vries was vader van een zoon en een dochter. Gustav de Vries, bekend van de Korteweg-de Vries vergelijking, was een jongere broer van Jan.

Jan de Vries bezocht de lagere school te Amsterdam, maar verhuisde in 1871 met zijn ouders naar Düsseldorf, waar hij van 1871 tot 1876 leerling van de Realschule was. In 1876 keerde hij terug naar Amsterdam. Aan de Universiteit van Amsterdam studeerde hij wis- en natuurkunde van 1876 tot 1880 en promoveerde op 2 juli 1881 op het proefschrift Over bolsystemen. Daarna interesseerde hij zich voor configuraties en ontdekte diverse nieuwe configuraties. Van 1880 tot 1892 was hij leraar aan het gymnasium van Kampen, vervolgens van 1892 tot 1894 leraar aan de H.B.S. te Haarlem en daarna tot 1897 leraar aan de Polytechnische Hoogeschool te Delft.

In 1897 werd hij aan de Universiteit Utrecht tot hoogleraar in de meetkunde benoemd. Zijn inaugurale rede De meetkunde van het aantal geeft een goed idee van zijn belangstelling. Samen met zijn collega in Amsterdam, de hoogleraar Hendrik de Vries, was hij een beoefenaar van de meetkunde van het aantal (dat wil zeggen: enumeratieve meetkunde). Schubert had de meetkunde van het aantal ontworpen; vanuit modern standpunt berust dit op snijtheorie (intersectie-theorie). Omdat deze snijtheorie destijds (nog) geen goede fundamenten had, was ze niet onomstreden, maar leverde vaak wel de juiste uitkomsten.

De Vries heeft ruim tweehonderd publicaties op zijn naam staan. Na zijn emeritaat in 1928 was hij actief als examinator bij de gymnasiale eindexamens en als curator van het Utrechts Stedelijk Gymnasium.

Zijn onderwijs stond bekend als helder en hij gaf boeiend college. Hij was wars van uiterlijk vertoon en een aimabele persoonlijkheid. Van der Woude omschrijft zijn verschijning als `zijn tengere lichaamsbouw ging gepaard met een schijnbaar onverwoestbare levenskracht'. Hij was beweeglijk en snelvoetig, wandelde veel en door de jaren heen veranderde hij weinig.

Bronnen
Levensbericht van Jan de Vries. Door W. van der Woude. In: Levensberichten 1939-1940 van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen, pp. 206-209.
De ontwikkeling der wiskunde in Nederland in de laatste 50 jaren. J.G. van der Corput????? In Geestelijk Nederland 1920-1940. K.F. Proost, J. Romein (red.) p 281, 283. S. la Bastide-van Gemert, `Elke positieve actie begint met critiek`. Hans Freudenthal en de didactiek van de wiskunde (Hilversum 2006).
Freudenthal in het Biografisch Woordenboek van Nederland.

Auteur: Gerard van der Geer

Laatst gewijzigd: mei 2006