Biografisch Woordenboek van Nederland Wiskundigen


  Rudolph Snellius was de eerste hoogleraar wiskunde aan de Universiteit van Leiden. Hij vertegenwoordigde daar de ideeën van Petrus Ramus. Isaac Beeckman leerde wiskunde van hem en hij was de vader van Willibrord Snellius.

SNELLIUS, Rudolph (Oudewater, 1546 Leiden, 1613). Hij werd geboren als Roeloff, zoon van Willebrord Snel van Royen en Gloria Henrici, en was gehuwd met Machteld Cornelisdochter. Ze kregen drie kinderen, de oudste heette Willebrord.

De familie Snel van Royen was welvarend. Rudolph Snellius studeerde in Duitsland aan verschillende universiteiten. Hij leerde er de klassieke talen Grieks, Latijn en Hebreeuws, maar ook wiskunde en logica. Tussen 1565 een 1572 studeerde hij aan de Calvinistische universiteit van Marburg. Tijdens zijn studie gaf Rudolph Snellius les aan een school in Marburg die voorbereidde op het universitair onderwijs. Hij doceerde daar de klassieke talen en de 'artes liberales', dat wil zeggen: grammatica, retorica, logica, aritmetica, geometrie, astronomie en harmonieleer.

In Marburg ontwikkelde Snellius zich tot een Ramist. Petrus Ramus (1515-1572) was een zeer invloedrijke en controversiële Franse humanist wiens logica populair was onder protestantse theologen. Volgens Ramus waren De Elementen van Euclides slecht geordend, met teveel nadruk op de bewijsvoering en te weinig toepassingsgericht. Ramus bepleitte dan ook een herschikking en aanpassing van de klassieke teksten. Ondanks de grote populariteit van Ramus aan het eind van de 16e eeuw hebben die ideeën uiteindelijk weinig of geen invloed uitgeoefend. De betekenis van Ramus voor de wiskunde is vooral gelegen in het feit dat hij tegen de heersende gewoonte in grote nadruk legde op het belang van de wiskunde binnen de 'artes liberales' en nadrukkelijk wees op het belang van toepassingen.

De jonge Leidse universiteit vroeg in 1578 aan Rudolf Snellius om er les te geven, maar kon hem toen nog geen officiële positie geven. In 1581 kreeg hij een tijdelijke aanstelling, maar pas in 1601 werd hij hoogleraar, eerst nadat de Universiteit van Franeker in 1598 Adriaan Metius, nota bene een van zijn leerlingen, tot hoogleraar in de wiskunde had benoemd en de nederlandstalige Ingenieursschool in 1600 twee wiskundedocenten had aangesteld. Om voldoende geld te verdienen had Snellius ook een privéschool en bood hij studenten inwoning. 

Bekende leerlingen van Rudolph Snellius zijn Prins Maurits, Isaac Beeckman, Hugo de Groot en Jacob Arminius. Arminius was net als Rudolph afkomstig uit Oudewater en volgde in Marburg lessen van Snellius. Later werd Arminius hoogleraar theologie in Leiden. De beruchte theologische meningsverschillen tussen Arminius en de theoloog Gomarus leidden in het tweede decennium van de 17e eeuw, na de dood van Rudolph Snellius, tot de beruchte twisten tussen remonstranten en contra-remonstranten.

In Leiden kreeg Rudolph kritiek op zijn onderwijs. Het verzoek was om minder het werk van Ramus te behandelen, om minder commentaren te bespreken en om zich te wijden aan de oorspronkelijke teksten van klassieke Griekse auteurs als Euclides en Proklus. Snellius zat in verschillende commissies van de Staten Generaal voor de beoordeling van patenten en uitvindingen. Hij was betrokken bij de examinering van studenten en landmeters van de Ingenieursschool. Rector van de Leidse universiteit was hij in 1607 en 1610. Rudolph Snellius overleed in 1613 en ligt begraven in Oudewater. Hij heeft een groot aantal publicaties op zijn naam staan, veelal commentaren.

Bronnen

Publicaties
Een volledige lijst van publicaties is opgenomen in het proefschrift van L. de Wreede, pp 329 ff.

Auteur: Henk Hietbrink

Laatst gewijzigd GA: mei 2018