Biografisch Woordenboek van Nederland Wiskundigen


Lorentz was een van de laatste grote vertegenwoordigers van de ‘klassieke’ natuurkunde, die in de negentiende eeuw haar hoogtepunt beleefde.

LORENTZ, Hendrik Antoon, theoretisch natuurkundige (Arnhem, 18 juli 1853 – Haarlem, 4 februari 1928). Zoon van Gerrit Frederik Lorentz, kweker, en Geertruida van Ginkel. Gehuwd in 1881 met Aletta Catharina Kaiser (1858-1931). Uit dit huwelijk werden twee zoons en twee dochters geboren.

Lorentz werd geboren in Arnhem en bezocht daar de HBS. Hij studeerde natuurkunde in Leiden en promoveerde in 1875 op een proefschrift over de terugkaatsing en breking van het licht, behandeld volgens de nieuwe elektromagnetische theorie van James Clerk Maxwell. Al in 1877 werd hij benoemd tot hoogleraar theoretische natuurkunde aan de Leidse universiteit. Ondanks verleidelijke aanbiedingen van andere universiteiten bleef hij Leiden trouw.

De eerste jaren van zijn carrière trad Lorentz weinig naar buiten, hoewel zijn internationale reputatie gestaag groeide. Pas tegen het einde van de negentiende eeuw bezocht hij zijn eerste internationale congres; daarna ontwikkelde hij zich tot een van de onbetwiste leiders van de internationale theoretische natuurkunde. In 1902 werd zijn werk bekroond met de Nobelprijs. Hij deelde de prijs met zijn Amsterdamse collega Pieter Zeeman voor hun werk op het gebied van de magneto-optica, onder andere de ontdekking en verklaring van het Zeeman-effect.

In 1912 trad Lorentz terug als hoogleraar en verhuisde hij naar Haarlem waar hij curator werd van het Fysisch Kabinet van Teylers Genootschap; zijn opvolger werd Paul Ehrenfest. Hij bleef wel verbonden met Leiden: als buitengewoon (en later bijzonder) hoogleraar gaf hij tot het eind van zijn leven zijn befaamde maandagochtendcolleges over recente ontwikkelingen in de natuurkunde. Intussen werd Lorentz ook in niet-wetenschappelijke kringen in Nederland een bekende figuur. Zijn overlijden in 1928 haalde de voorpagina’s van alle kranten en zijn begrafenis was een nationale gebeurtenis.

Lorentz’ belangrijkste bijdragen aan de natuurkunde liggen op het gebied van het klassieke elektromagnetisme. Hij formuleerde een microscopische theorie voor elektromagnetische verschijnselen, de ‘elektronentheorie’, die de bestaande macroscopische theorie van Maxwell op essentiële punten verhelderde en vereenvoudigde. In de eindversie van 1904 kon deze theorie met name rekenschap geven van alle elektromagnetische verschijnselen die samenhangen met de beweging van de aarde door de ether, de gepostuleerde tussenstof waarin elektromagnetische verschijnselen zich afspelen. In het bijzonder kon Lorentz verklaren waarom de beweging van de aarde door deze ether niet met elektromagnetische of optische experimenten kon worden aangetoond. Een jaar later bewandelde Albert Einstein in zijn relativiteitstheorie de omgekeerde weg: het resultaat van Lorentz werd (als relativiteitsprincipe) postulaat bij Einstein.

Archieven
Archief H.A. Lorentz, Rijksarchief in Noord-Holland, Haarlem.

Bronnen
G.L. De Haas–Lorentz, red. H.A. Lorentz: Impressions of his life and work. Amsterdam: North-Holland, 1957.
A.J. Kox, “Hendrik A. Lorentz, 1853-1928.” In A.J. Kox, red. Van Stevin tot Lorentz. Portretten van achttien Nederlandse natuurwetenschappers, pp. 226-242. Amsterdam: Bert Bakker, 1990.H.A. Lorentz in St. Andrews
H.A. Lorentz in Biografisch Woordenboek van Nederland
H.A. Lorentz, Nobelprijswinnaar 1902

Publicaties
H.A. Lorentz, Collected Papers. Den Haag: Nijhoff, 1924-1939.

Auteur: A.J. Kox

Laatst gewijzigd: juni 2006