Biografisch Woordenboek van Nederland Wiskundigen


Christiaan Huygens was een van de beroemdste en invloedrijkste wetenschappers van de zeventiende eeuw. Zijn wiskunde was nauw verbonden met concrete ontdekkingen.

Christiaan Huygens, wis- en natuurkundige (Den Haag, 14 april 1629 - Den Haag, 9 juli 1695). Zoon van Constantijn Huygens, dichter en staatsman, en Suzanna van Baerle. Christiaan Huygens was niet gehuwd.

Christiaan Huygens behoorde tot de Hollandse elite. Hij was de tweede zoon van Constantijn Huygens sr., stadhouderlijk secretaris. Toen de Oranjes in 1650 hun bestuurlijke macht verloren, bevrijdde dat Christiaan van de uitgestippelde carrière diplomaat te worden en kon hij een leven beginnen als ‘amateur savant’. Hij maakte naam met een reeks ontdekkingen en uitvindingen, die hem in 1666 naar Parijs brachten waar hij de wetenschappelijke leiding kreeg over  de nieuwe Académie Royale des Sciences. Onderbroken door enkele periodes van ziekte bleef hij tot 1681 in Parijs. Zijn laatste jaren woonde hij in Den Haag en in Hofwijk, het buitenhuis van de familie in Voorburg.

Christiaan Huygens maakte in zekere zin Descartes' filosofische programma van een mathematisering van de natuur waar. De ‘ware Cartesiaan’ was hij echter niet, want hij toonde weinig belangstelling voor de ontologische, epistemische en methodologische kwesties die centraal stonden in Descartes’ natuurfilosofie. In plaats daarvan werkte hij de wiskundige behandeling van natuurverschijnselen uit door de wiskundige wetenschappen van zijn tijd verder uit te bouwen: meetkunde, algebra, astronomie, optica, muziek, mechanica. Zijn grote voorbeeld was de nieuwe wetenschap van beweging van Galileï. Snelheid, traagheid en relativiteit vormden het conceptuele kader voor de analyse van zulke uiteenlopende verschijnselen als botsing, draai- en slingerbeweging, de voortplanting van lichtgolven in ether, consonantie. Huygens’ bijdragen aan de wiskunde lopen van de ontdekking van een maan bij Saturnus en de identificatie van de ring, theorieën van botsing, centrifugale en slingerbeweging, tot een 31-toons verdeling van het octaaf, theorieën van kansen en evoluten, en een beginsel van golfvoortplanting.

Karakteristiek voor Huygens’ wiskunde is zijn bijzondere belangstelling voor concrete verschijnselen en instrumenten. Nadat hij een theorie van de ideale slinger had uitgewerkt, breidde hij die uit naar een fysische slinger bestaande uit een koord met gewicht en een gewicht met een zekere omvang. Zijn slingertheorie was bovendien nauw gekoppeld aan zijn uitvinding en verbetering van de slingerklok. Op dezelfde manier richtten zijn optische onderzoekingen zich op het begrijpen en verbeteren van de werking van de telescoop.

Vergeleken met tijdgenoten als Galileï, Descartes en Newton, lijkt Huygens’ oeuvre gefragmenteerd en eclectisch, aangezien het een omvattend filosofisch programma ontbeert. De wiskunde van de werkelijke wereld bindt Huygens’ activiteiten samen. Terecht noemde zijn vader hem ‘mijn kleine Archimedes’.

Bronnen

Auteur: Fokko Jan Dijksterhuis

Laatst gewijzigd: JK september 2019