Biografisch Woordenboek van Nederland Wiskundigen


H.J.E. Beth vertegenwoordigde in de jaren 1920 samen met E.J. Dijksterhuis de klassieke positie in het debat over de didactiek van de wiskunde. Hij was leraar, deed onderzoek op het gebied van de mechanica en de geschiedenis van de wiskunde.

BETH, Hermanus Johannes Elisa, wiskundige (Rozendaal en Nispen, 5 juli 1880 - Amersfoort, 6 februari 1952). Zoon van Evert Willem Beth en Antonina Maatje Polderman. Gehuwd op 17 mei 1907 met Hilligje de Groot (1882-1960). Zij kregen twee dochters en een zoon, Evert Willem Beth.

H.J.E. Beth bezocht de HBS te Schiedam en te Haarlem. Na zijn doctoraal examen wiskunde aan de Gemeentelijke Universiteit te Amsterdam in 1904 gaf hij les op scholen in Amsterdam en Baarn. In 1906 werd hij leraar aan de HBS te Almelo. Op 4 november 1910 promoveerde Beth aan de Gemeentelijke Universiteit bij D.J. Korteweg op een onderwerp uit de theoretische mechanica. In 1912 werd hij directeur van de HBS te Almelo. Van 1922 tot 1935 was hij directeur van de Rijks HBS te Deventer en van 1935 tot 1946 directeur van de Rijks HBS te Amersfoort.

Een leerstoel te Bandoeng, hem aangeboden rond 1920, weigerde hij. Na de Tweede Wereldoorlog vervulde hij een leeropdracht in de wiskunde en de mechanica aan de Technische Hogeschool te Delft.

Beth was actief op vele gebieden. Zijn wiskundig werk betrof theoretische mechanica, kinematica en meetkunde. Hij schreef leerboeken en leverde een groot aantal originele bijdragen. Tot zijn beste werk behoort een artikel in Philosophical Magazine van 1925, waarin hij bewees dat een systeem met een even aantal labiele vrijheidsgraden altijd met een gyroscopisch krachtsysteem kan worden gestabiliseerd. Thomson en Tait hadden eerder bewezen dat dit bij een oneven aantal vrijheidsgraden niet kan.

Beth was ook historisch geïnteresseerd. Hij publiceerde in 1929 een Inleiding tot de niet-euclidische meetkunde op historische grondslag. Zijn opus magnum op dit punt is het voortreffelijke tweedelige Newton’s ‘Principia’ van 1932.

Verder was Beth uiterst actief op het gebied van de didactiek van de wiskunde. Samen met E.J. Dijksterhuis stond hij op de bres voor de handhaving van het logisch deductieve karakter van het wiskunde onderwijs. Zij keerden zich met name tegen de ideeën van Tatjana Ehrenfest-Afanassjeva.

Bronnen

  • s.n., "Jubileum-nummer ter gelegenheid van de 70ste verjaardag van dr. H.J.E. Beth", Euclides 25 (1949/50): 237-300
  • Wijdenes, Pieter, "Dr. H.J.E. Beth", Euclides 27 (1951/52): 145

Publicaties

  • Inleiding in de niet-Euclidische meetkunde op historische grondslag, Groningen: Noordhoff, 1929.
  • Newton's Principia, Groningen: Noordhoff, 1932. [twee delen]
  • Kinematica in het platte vlak, Gorinchem: Noorduijn, 1949.

Archieven

Zowel het Utrechts Archief als het Historisch Centrum Overijssel bezitten archiefmateriaal van en over H.J.E. Beth.


Auteur: Teun Koetsier

Laatst gewijzigd: DB november 2018