Kemper, Jeltje de Bosch (1836-1916)

 
English | Nederlands

KEMPER, Jeltje de BOSCH (geb. Amsterdam 28-4-1836 – gest. Amsterdam 16-2-1916), feministe. Dochter van Jeronimo Kemper (1808-1876, bij akte van bekendheid van 18-5-1835 genaamd De Bosch Kemper), substituut-officier van justitie, later advocaat-generaal en hoogleraar, en Maria Aletta Hulshoff (1810-1844). Jeltje de Bosch Kemper bleef ongehuwd.

Jeltje Kemper, oudste van zes kinderen in een adellijk juristengezin, verloor haar moeder toen ze acht jaar was. Haar vaders tweede vrouw, Johanna Maria Walkart (1816-1892), bleek geestesziek. Jarenlang zorgde Jeltje voor haar en voor een ziekelijk broertje. Op haar achttiende voltooide ze haar opleiding aan een particuliere meisjesschool en liet ze zich dopen in de Doopsgezinde Gemeente. Ze bleef – ongehuwd – wonen in het ouderlijk huis, een statig pand aan de Amsterdamse Herengracht (nr. 573). Met haar vader deelde ze een idealistische belangstelling voor religieuze en sociale zaken, maar als ongetrouwde dochter in een zeer welgesteld milieu had ze weinig mogelijkheden om activiteiten te ontwikkelen. Tussen haar 18de en haar 35ste jaar bestond haar leven naar eigen zeggen uit het bestieren van het huishouden, borduren, tekenen, pianospelen, brieven schrijven, visites maken en veel lezen uit haar vaders bibliotheek.

Het boek The subjection of women van John Stuart Mill (1869) was naar haar eigen zeggen een openbaring. Haar zuster Christine was toen al actief in het vrouwenonderwijs, waarvoor ze uit de erfenis van haar moeder een eigen steunfonds had gesticht. In 1871 werd Jeltje de Bosch Kemper bestuurslid van de pas opgerichte Amsterdamse afdeling van de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging Arbeid Adelt, een organisatie die zich ten doel stelde het lot van de ‘onvermogende vrouw uit de beschaafde stand’ te verbeteren door de bevordering van meisjesonderwijs en in de verkoop van door de dames gemaakte handwerken in eigen winkels en op bazaars. Na een conflict met oprichtster Betsy Perk richtte Kemper in april 1872 met haar door Perk ontslagen medebestuursleden de Algemeene Nederlandsche Vrouwenvereeniging Tesselschade op, waarvan ze in 1874 penningmeester werd. Het doel was hetzelfde als dat van Arbeid Adelt: meer en betere werkgelegenheid voor beschaafde maar onbemiddelde vrouwen. Kemper zette een opleidingsfonds op en een correspondentieblaadje voor de afdelingsbesturen.

In 1878 was Jeltje de Bosch Kemper een van de oprichters van de Vereeniging voor Ziekenverpleging, de eerste Nederlandse opleiding voor beroepsverpleegsters. Ze deed zelf mee aan de eerste cursussen. Van 1886 tot 1911 was ze voorzitter van het hoofdbestuur van Tesselschade. Om het handwerkonderwijs op de lagere scholen te verbeteren zorgde ze dat aan de Rijksschool voor Kunstnijverheid in 1882 de eerste afdeling kunstnaaldwerk in Nederland werd geopend. Als voorzitter van het schoolbestuur bracht ze voorts de Amsterdamse Dagteken- en Kunstambachtschool voor Meisjes tot bloei. Met Anna Reynvaan zette ze in 1890 het Maandblad voor Ziekenverpleging op als contactblad voor verpleegsters, artsen en ziekenhuisbesturen. Ook zorgde ze ervoor dat de Amsterdamse Huishoudschool in 1891 een leraressenopleiding voor het kook- en huishoudonderwijs kreeg. Het Congres voor Ziekenverpleging, dat ze in 1892 voorzat, leidde in 1893 tot de oprichting van de Nederlandsche Bond voor Ziekenverpleging. Zo ontsloot ze voortdurend nieuwe beroepsterreinen voor vrouwen. In haar Maandblad pleitte ze regelmatig voor betere arbeidsvoorwaarden voor de verpleegsters. Bij het 25-jarig bestaan van Tesselschade schreef ze trots: ‘Het is geen schande meer iets te verdienen, het wordt een schande niets behoorlijks te kennen’.

Jeltje de Bosch Kemper stoorde zich in toenemende mate aan de maatschappelijke en juridische achterstelling van vrouwen. Ze was er echter van overtuigd dat verbeteringen in staatsrechtelijke zin (vrouwenkiesrecht) alleen in samenwerking met invloedrijke heren bereikt konden worden. In 1894 werd ze voorzitter van het Comité ter Verbeetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland, dat met petities aan regering, parlement en plaatselijke bestuurders het vrouwenbelang wilde verdedigen. Samen met de Vrouwenbond in Groningen en de vereniging van onderwijzeressen Thugatèr richtte ze het blad Belang en Recht op, als gematigd alternatief voor het veel radicalere blad Evolutie van Wilhelmina Drucker. Van 1896 tot 1906 publiceerde Belang en Recht tweemaal per maand de petities van het Comité. Op 15 juni 1898 hekelde Aletta Jacobs in Belang en Recht Kempers autoritaire en in sommige opzichten conservatieve optreden. Hoewel het Comité tweemaal actie voerde voor vrouwenkiesrecht, werd Kemper pas in 1907 lid van de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht, een behoudende afsplitsing van de meer radicale, sinds 1903 door Jacobs geleide Vereniging voor Vrouwenkiesrecht. In de strijd voor het vrouwenkiesrecht heeft Jeltje Kemper verder geen prominente plaats ingenomen.

De rode draad in de feministische activiteiten van Jeltje de Bosch Kemper was het nastreven van een zelfstandig leven voor de vrouw door eigen arbeid, gegrond op een deugdelijke opleiding. Haar kracht lag in haar organisatietalent en haar praktisch inzicht. Haar autoritaire persoonlijkheid werd verzacht door haar persoonlijke belangstelling voor iedereen met en voor wie zij werkte. Op haar zestigste werd zij benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ze werd achtereenvolgens erelid van alle verenigingen waarvoor ze zich had ingezet. ‘Freule’ Jeltje de Bosch Kemper bleef actief tot kort voor haar dood, op tachtigjarige leeftijd. Hoe belangrijk zij werd geacht, blijkt wel uit het feit dat er vlak na haar dood een Commissie Huldeblijk aan de Nagedachtenis van Jonkvrouwe Jeltje de Bosch Kemper in het leven werd geroepen. Volgens biograaf Johanna Naber is de naam van Jeltje de Bosch Kemper onafscheidelijk verbonden met de geschiedenis van de economische bevrijding van vrouwen in Nederlandse geschiedenis.

Naslagwerken

BWN; BWSA; Nederland’s Adelsboek.

Archivalia

Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis, Amsterdam: familiearchief De Bosch Kemper.

Publicaties

Naast talrijke artikelen in Tesselschade, Maandblad voor Ziekenverpleging en Belang en Recht onder meer:

‘De Vrouwenbeweging’, in: P.H. Ritter e.a. red., Eene halve eeuw 1848-1898. Nederland onder […] Koning Willem den Derde en […] Koningin Emma door Nederlanders beschreven (Amsterdam 1898).

Literatuur

  • A.G. Tours-Hebbenaar, ‘Jonkvrouwe De Bosch Kemper’, Mannen en Vrouwen van Beteekenis in onze Dagen 36 (1906) 329-382.
  • Johanna W.A. Naber, Het leven en werken van Jeltje de Bosch Kemper (Haarlem 1918).
  • W.H. Posthumus-van der Goot e.a., Van moeder op dochter (Leiden 1948; herdr. Nijmegen 1977).
  • I. Prins, in: Baanbreeksters (Amsterdam 1960; herdr. 1978) 72-75.
  • A. Boswijk en D. Couvée, Vrouwen vooruit! (Amsterdam 1962).
  • Maria Grever en Berteke Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998).

Illustratie

Jeltje de Bosch Kemper, door C.A. Linde, 1870 (Collectie IAV - Atria, kennisinstituut voor emancipatie en vrouwengeschiedenis).

Auteur: Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 752

laatst gewijzigd: 12/07/2017