Keesing, Elisabeth Emmy (1911-2003)

 
English | Nederlands

KEESING, Elisabeth Emmy (geb. Amsterdam 15-7-1911 – gest. Den Haag 17-4-2003), schrijfster. Dochter van Isaac Keesing (1886-1966), journalist en uitgever, en Marianne Sophia Peekel (1885-1965). Elisabeth Keesing trouwde (1) op 4-8-1937 in Amsterdam met Joseph de Jong (1898-1943), zakenman; (2) in 1972 met Hendrik-Willem van Tricht (1897-1982), neerlandicus. Uit huwelijk (1) werd 1 dochter geboren. 

Elisabeth Keesing werd geboren aan de Amsterdamse Grensstraat als oudste dochter van de journalist Isaac Keesing, die vooral bekend is geworden als oprichter van het Keesings Historisch Archief. Hoewel het er in het Joodse gezin volgens Elisabeth minder ‘vroom’ aan toeging dan in de rest van de familie, drukte de vader zijn kinderen op het hart hun Joods-zijn nooit te loochenen. Vader Keesing had de toekomst van zijn kinderen zorgvuldig uitgestippeld: oudste dochter Elisabeth kon goed leren en moest gaan studeren, zoon Leo was stamhouder en opvolger, en de jongere zusjes Emmy en Noor zouden trouwen en kinderen krijgen. Als kind had Elisabeth moeite met deze rolverdeling: ‘Maar de grote mensen kenden alleen óf-óf. Of je trouwde en kreeg kinderen, of je werd een eerbiedwaardige blauwkous’ (Op de muur, 45).

Onderzoekster

Elisabeth ging naar het Stedelijk Gymnasium (vanaf 1926 Barlaeus), waar ze geïnspireerd werd door haar leraar Nederlands, Arie Zijderveld. Na haar eindexamen in 1929 koos ze dan ook voor de studie Nederlands, met als bijvak geschiedenis, aan de Universiteit van Amsterdam. Naast haar studie werkte Elisabeth bij een opvangtehuis voor meisjes en voor Pro Juventute, een fonds dat steun verleende aan jonge delinquenten. Ook publiceerde ze in haar studententijd een aantal verhalen in het kindertijdschrift Jong Nederland, dat door haar vader uitgegeven werd. Nadat een van haar verhalen was verschenen in Propria Cures, werd ze in de redactie gevraagd. Via een studiegenoot kwam Keesing in contact met de soefibeweging. De ondogmatische boodschap van harmonie, liefde en schoonheid sprak haar aan.

Na haar studie begon Elisabeth Keesing aan een promotie-onderzoek naar de economische crisis in Amsterdam in 1763. In die tijd ontmoette ze Joop de Jong, een zakenman die onder meer in Tokio, Sjanghai en Hongkong had gewerkt, maar vanwege de economische crisis was teruggekeerd naar Nederland. Elisabeth, die zich geïsoleerd voelde in de wereld van economisch-historisch onderzoek, kon met hem over haar onderzoek praten. In 1937 trouwde het stel en vertrokken ze naar Boschvoorde (België), waar in 1938 hun dochter Marianne werd geboren. Ondertussen kreeg Joop een baan als hoofd van een klein handelskantoor in Penang en hij vertrok naar Maleisië. Elisabeth promoveerde op 28 februari 1939 bij N.W. Posthumus en een dag later reisde ze met haar dochter haar man achterna. In lijn met de soefiprincipes was ze vastbesloten snel te wennen aan haar nieuwe omgeving, waar ze zich moest voegen in de sociale verhoudingen van de kolonie. Ze ging er dus op uit om mensen te leren kennen, nam enquêtes af om de verhouding tussen lokale bevolking en koloniale overheid te begrijpen en onderhield een innige en langdurige vriendschap met de Chinese Sai Poh.

Toen De Jong in augustus 1941 overgeplaatst werd naar Batavia (Jakarta), kreeg Keesing daar in december een functie aan de literaire faculteit van de Universiteit van Batavia, als wetenschappelijk assistente en vervanger van de professoren Brugmans en Nieuwenhuis. Tijdens de Japanse bezetting raakte Elisabeth betrokken bij de organisatie van clandestiene scholen voor Hollandse kinderen. In augustus 1943 werd De Jongs werkgever, die Europese guerrillastrijders financierde, opgepakt. Later die maand werd ook De Jong zelf van zijn bed gelicht en een paar uur later geëxecuteerd. Keesing werd na ondervraging met haar dochtertje geïnterneerd. Vanaf 1943 zat zij in drie verschillende kampen, waar ze een dagboek bijhield, brieven schreef aan Sai Poh en begon aan een toneelstuk, Zogenaamd om Patrokles, over de dood van haar man en het kampleven.

Begin 1946 keerde Elisabeth Keesing terug naar Amsterdam. Het was haar ouders in 1942 gelukt om naar de Verenigde Staten te vertrekken, waar zus Emmy al woonde. Keesing kwam via Posthumus in contact met Loe de Jong, die haar een functie bij het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie (RIOD) aanbood. Daar zette zij in februari 1946 een Indische afdeling op en schreef ze de geschiedenis van Nederlands-Indië in oorlogstijd. Haar eigen repatriëring ervoer ze als moeizaam: ‘Niemand van de mensen in Holland wist wat wij meesleepten. In hun ogen was ik stellig iemand die geluk had gehad: een Jodin die niet in een Duits kamp had gezeten’ (Op de muur, 139). Ook het pro-Amerikaanse klimaat, dat in 1952 leidde tot de arrestatie en uitzetting van de communistische Wim Go (een van Keesings studenten uit Batavia) op beschuldiging van ‘actie tegen het Nederlandse staatsbestel’, benauwde haar.

Schrijfster

In augustus 1947 verliet Keesing de ‘oorlog en dood’, zoals zij het RIOD noemde, om Nederlands en geschiedenis te gaan geven aan het Vossius Gymnasium in Amsterdam. Naast haar leraarschap bleef Keesing schrijven. In 1952 werkte ze het volksverhaal De jade Boddhisatva om tot een toneelstuk. Het werd datzelfde jaar bekroond en gepubliceerd door het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Het stuk werd slechts twee keer opgevoerd. Daarna legde Keesing zich toe op het schrijven van romans en van verhalen en artikelen voor De Gids, De Nieuwe Stem en het Critisch Bulletin. Een belangrijke rol hierin speelde Hein van Tricht, de letterkundige die ze in 1956 op de Pauwhof in Wassenaar had leren kennen. In 1959 verscheen Wennen aan de wereld, haar eerste roman. In de jaren die volgden zou Keesing een tiental romans publiceren. Veel van haar werk weerspiegelt thema’s uit haar eigen leven: de relatie met haar vader, haar maatschappijkritiek, de Japanse bezetting, het kampleven en de repatriëring. ‘Eigenlijk is alles wat ik geschreven heb, oorlogsverwerking’ (gecit. Sinnema).

Het soefisme bleef belangrijk voor Keesing. ‘Meer dan vroeger hield ik in de krant het onrecht bij, het beschamende onrecht jegens de misdeelden, en het woedend makende onrecht tegenover mensen die juist goed hadden gehandeld’ (Op de muur, 185). Met name de kwestie rond Louis Worms, die in de jaren zestig een grootschalige fraude in de schroothandel aan het licht had gebracht, hield haar bezig. Inmiddels was ze na haar pensionering in 1968 met Hein van Tricht naar Ellecom vertrokken. Daar begon ze aan een historische biografie over Inayat Khan, grondlegger van de moderne soefibeweging.

In de jaren tachtig ging Keesing voort op de ingeslagen weg van het biografische genre en publiceerde ze haar autobiografie, Op de muur (Amsterdam 1981). Ook verschenen in die tijd, na de dood van Van Tricht in 1982, haar werken over de gebroeders Huygens, waarvan Het volk met lange rokken het bekendste is. Ze werden in 1987 bekroond met de Littéraire Witte Prijs. Hierna volgden meer romans, een aantal werken over het soefisme en ten slotte een thrillerachtige roman, Conform afspraak. Daarnaast was Keesing lid van de Werkgroep Zeventiende Eeuw, het Van Eeden-genootschap en het Spinoza-genootschap, en bleef ze actief voor de soefibeweging. In 2000 vestigde Keesing zich in Den Haag, waar zij tot haar dood in 2003 woonde.

Betekenis

Elisabeth Keesing gebruikte voor haar eigen leven de metafoor van ‘muurbewoner’, als iemand die leeft in meer dan één groep, die thuis is bij beide, of nergens. ‘Iemand die “op de muur” leeft kan niet dogmatisch zijn. [...] Zo iemand probeert alles van zijn eigen kant en van die van de ander te zien’ (gecit. Breedt Bruyn 1993, 5). Deze levenshouding is typerend voor Keesings oeuvre, dat immers een proefschrift, een toneelstuk, een bundel vertaalde Chinese poëzie, een reisboek, een boekenweekgeschenk, een biografie en romans omvat.

Ondanks het feit dat veel van haar werk goed besproken werd en soms werd onderscheiden, genoot Elisabeth Keesing slechts beperkte bekendheid. Recensenten vroegen zich af waarom haar boeken, die een breed register van gevoelens en ervaringen bespelen, niet het grote publiek bereikten (Breedt Bruyn 1993, 52). De Anna Bijns Prijs, haar in 1993 toegekend voor haar gehele oeuvre, leidde tot heruitgave van enkele titels door uitgeverij Vita. Ook in het juryrapport werd gesteld dat Keesings ‘veelzijdige, oorspronkelijke, persoonlijke, bescheiden maar indringende oeuvre’ meer aandacht en erkenning verdiende dan het gekregen had (Raskin, 86).

Naslagwerken

DBNL; Joden in Nederland.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: dossier en familieadvertenties Keesing.
  • Stadsarchief Amsterdam: persoonskaart Elisabeth Keesing.

Publicaties

Tot 1975 publiceerde Keesing onder de naam Elisabeth de Jong-Keesing, daarna als Elisabeth Keesing.

  • De economische crisis van 1763 te Amsterdam (Amsterdam 1939).
  • Brief aan Sai Poh (Amsterdam 1951).
  • Halflachend met de wijzen (Amsterdam 1959).
  • De zalenman (Amsterdam 1960) [boekenweekgeschenk, novelleprijs CPNB].
  • Van Amstel tot Jangtse (Amsterdam 1960).
  • Golven, waarom komt de wind. De levensgeschiedenis van Hazrat Inayat Khan (Amsterdam 1973).
  • En dan zou jij zeggen (Amsterdam 1977).
  • Op de muur (Amsterdam 1981).

  • Constantijn en Christiaan. Verhaal van een vriendschap (Amsterdam 1983).
  • Het volk met lange rokken. Vrouwen rondom Constantijn Huygens (Amsterdam 1987).
  • Brieven aan Amsterdammers: van Mokum tot ROA (Nijmegen 1995).
  • Hoe ruim een kooi ook is. Leven en lot van Kartini en haar werk (Amsterdam 1996).

 Literatuur

  • E.E. van Tricht-Keesing, ‘Hendrik-Willem van Tricht’, Jaarboek Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1982-1983) 140-148 [levensbericht].
  • Pieter van Hoof, ‘Elisabeth Keesing’, Nadruk 1 (1989) nr. 5, 121-127 [interview].
  • Martje Breedt Bruyn, ‘Als ik deed wat ik wilde, dan vertelde ik je dat verhaal’. Leven en werk van Elisabeth Keesing (Amsterdam 1993).
  • Brigitte Raskin, ‘De vrouw van Oost en West. Elisabeth Keesing (1911)’, in: Idem, Een en al vrouw (Beemster 2002) 77-86 [eerder verschenen als Juryrapport Anna Bijns Prijs 1993].
  • Pauline Sinnema, ‘Iedereen kan leren ruggegraat te hebben’, Het Parool, 19-10-1993 [interview].
  • Marjo van Soest, ‘Overal thuis en soms ook nergens. Anna Bijns-prijs voor Elisabeth Keesing’, Opzij 21 (1993) nr. 12, 70-76.
  • Martje Breedt Bruyn, ‘Elisabeth Keesing: travailler sans attachement’, Septentrion. Revue de Culture Néerlandaise 23 (1994) nr. 4, 72-74.
  • Paul Will, ‘Elisabeth Keesing’, Uitgelezen. Reacties op Boeken 15 (1996) 43-56.
  • Els Kloek, ‘Elisabeth Keesing. Een pleidooi voor het leraarschap’, in: Els Kloek, Menno Polak en Ariadne Schmidt red., Het Vossius. De geschiedenis van een Amsterdams gymnasium, 1926-2001 (Amsterdam 2002) 74-78.

Illustratie

Portretfoto, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Literatuurmuseum, Den Haag).

 

Auteur: Fernie Maas

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 931

laatst gewijzigd: 21/07/2017