Witteveen, Maria Zwaantje Neeltje (1904-1991)

 
English | Nederlands

WITTEVEEN, Maria Zwaantje Neeltje (Den Haag 15-3-1904 – Den Haag 22-8-1991), eerste vrouwelijke ambassadeur van Nederland, permanent vertegenwoordiger bij de Raad van Europa. Dochter van Johannes Carolinus Witteveen (1875-1945), jurist, en Maria Krijntje Zanen (1879-1967). Maria Witteveen bleef ongehuwd.

Maria Witteveen groeide op in Den Haag als oudste van vier: ze had een zus en twee broers. Het gezin woonde eerst op het Koningsplein (nr. 17) en vanaf 1909 op het Prins Hendrikplein (nr. 17), waar de vader zijn advocatenkantoor had – vanaf 1920 werkte hij op het Centraal Bureau voor de Statistiek. De moeder was actief binnen de Vereening Diaconessen-Inrichting en de Vereeniging Zusterhulp. Maria was een goede leerling. Ze ging naar het Eerste Stedelijk Gymnasium te Den Haag, deed in 1922 eindexamen en ging daarna rechten studeren in Leiden, waar ze lid werd van de Vereeniging van Vrouwelijke Studenten. In 1927 haalde ze haar bul.

Diplomatie

Na haar studie werd Maria Witteveen directiesecretaresse bij het vastgoedbedrijf van haar grootvader van moederszijde, maar haar ambities reikten verder. Voorjaar 1931 begon ze als secretaresse en stenografiste bij het Secretariaat van de Volkenbond in Genève. Vanwege het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, keerde ze op 21 oktober 1939 terug naar Den Haag. Ze ging opnieuw bij haar ouders wonen en accepteerde een functie in het vastgoedbedrijf van haar grootvader, die kort daarvoor was gestorven. Mogelijk was dit niet van harte – ze vond het tenminste niet nodig deze werkzaamheden te vermelden op haar cv. Na de dood van haar vader in september 1945 stopte Witteveen met dit werk en richtte ze zich op het ontwikkelen van contacten in het Haagse diplomatieke circuit. Zo slaagde ze erin aangenomen te worden als secretaresse van de Nederlandse delegatie bij de eerste Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die in januari 1946 werd gehouden in Londen. Al snel bleek dat Witteveen talent had voor het diplomatieke werk. Voor het tweede deel van de Algemene Vergadering, gehouden in New York, werd ze bevorderd tot expert en toegevoegd aan de delegatie. Ze kreeg daarmee een buitenkans om door te dringen tot het diplomatenvak, iets wat voor vrouwen destijds hoogst ongebruikelijk was.

Op 1 april 1947 werd Maria Witteveen bevorderd tot ambassaderaad van de Nederlandse Permanente Vertegenwoordiging bij de VN in New York. Zo maakte ze ook formeel haar entree in de diplomatieke dienst. Een vrouwelijke diplomaat die per vliegtuig naar New York afreist: dat was anno 1947 opmerkelijk nieuws, en bij haar vertrek werd Witteveen op Schiphol dan ook uitgeleide gedaan door de Nederlandse pers. Bij de VN viel Maria Witteveen op door haar werklust. Ze wist bovendien een internationaal netwerk van vrouwelijke diplomaten te organiseren, waarmee ze opnieuw de publiciteit haalde. In februari 1951 werd ze daarom uitgenodigd te spreken op het Amerikaanse nationale Public Affairs Forum in Birmingham, Alabama, waar ze een beroep deed op vrouwen om haar voorbeeld te volgen en ook actief te worden in internationale betrekkingen.

Intussen beraadde Witteveen zich op een vervolg van haar diplomatieke carrière. Ze creëerde haar eigen kans door Russisch te leren en te solliciteren naar een plaatsing in Moskou. Omdat de Sovjethoofdstad geen geliefde standplaats was voor diplomaten vanwege de vrijheidsbeperkingen die de Russen hun oplegden, bood Moskou carrièremogelijkheden. Haar opzet slaagde: in voorjaar 1953 werd Witteveen benoemd tot ambassaderaad en plaatsvervangend ambassadeur. Politiek gezien was Moskou interessant. Stalin was in maart 1953 overleden en de Sovjet-Unie maakte een transitie door. Witteveen had het niet eenvoudig als vrouw in het mannelijke diplomatencircuit, waaraan ze enkel marginaal deelnam. In rapportages uitte ze zich kritisch over de Sovjetmaatschappij en over de armoede die ze om zich heen zag. In juli 1955 werd ze tijdelijk aangesteld tot zaakgelastigde van Nederland en Luxemburg na het vertrek van ambassadeur Pedro Teixeira de Mattos. Deze functie bekleedde ze ruim een half jaar. In haar verdere leven liet deze Russische tijd weinig sporen na, afgezien van een sterke interesse voor de Russisch-Orthodoxe kerk.

Eerste vrouwelijke ambassadeur

In maart 1956 werd Maria Witteveen benoemd tot Permanent Vertegenwoordiger van Nederland bij de Raad van Europa in Straatsburg. Dit was een flinke stap op de carrièreladder, al stond Straatsburg bij diplomaten bekend als ballingsoord. Ze werd hiermee de eerste vrouwelijke ambassadeur van Nederland. Daarbij was Witteveen ook de eerste Permanent Vertegenwoordiger die zich metterwoon in Straatsburg vestigde. Haar achtergrond in het onroerend goed wist ze in te zetten bij de aankoop van een groot huis voor de Nederlandse vertegenwoordiging. Op de begane grond werden kantoren ingericht, op de eerste etage woonde Witteveen, op de tweede haar ambassaderaad.

Ook Straatsburg was een mannenwereld waarin Witteveen als alleenstaande vrouw haar pad moest zien te banen. Ze voelde zich in haar werk weinig gesteund door haar medewerkers, met wie ze een moeizame en formalistische relatie onderhield. Geen enkel document mocht uitgaan zonder haar paraaf. Haar optreden kreeg steeds krampachtiger trekken. Dit drong ook door in Den Haag. In september 1958 raadde minister van Buitenlandse Zaken Joseph Luns haar aan de zaken wat relaxter aan te pakken en eventueel een psycholoog te raadplegen. Witteveens reactie was zich nog dieper in te graven in haar werk. Om een doorbraak te forceren in de gerezen problemen bij de vertegenwoordiging in Straatsburg besloot Buitenlandse Zaken eind 1960 een (mannelijke) extra diplomaat aan te stellen in de functie van ‘tweede man’. Het vormde de inleiding tot Witteveens besluit om te vertrekken. Medio 1962 liet ze weten geïnteresseerd te zijn in een nieuwe plaatsing. Vanwege haar rang moest dat wel een ambassadeurspost worden. De top van het ministerie – allemaal mannen – zag hierin een risico, gezien de in Straatsburg gerezen problemen. Na lang wikken en wegen kreeg Witteveen daarom in maart 1963 de status toebedeeld van ambassadeur-in-buitengewone-dienst, een functie waar geen omschreven takenpakket bij hoorde. Dit strookte wonderwel met haar verzoek om langdurig verlof opdat ze voor haar zieke moeder zou kunnen zorgen. Per augustus 1963 werd haar rekwest ingewilligd.

Vanaf 1 oktober 1964 tot aan haar pensionering in maart 1969 was Maria Witteveen zonder formele positie ‘ter beschikking van Buitenlandse Zaken’, maar ze zou geen nieuwe diplomatieke post meer bezetten. Ze zorgde voor haar moeder, tot deze in oktober 1967 kwam te overlijden. Witteveen was betrokken bij de Stichting Eregraf Stijkelgroep, een verzetsgroep waartoe haar oom Hermanus Zanen had behoord, en werd daar benoemd tot erelid. Verder leidde ze een teruggetrokken bestaan. Maria Witteveen, Officier in de Orde van Oranje Nassau en Commandeur in de Orde van de Eikenkroon van Luxemburg, stierf op 22 augustus 1991 in haar woonplaats Den Haag, in de ouderdom van 86 jaar. Ze werd begraven op Oud Eik en Duinen.

Betekenis

De loopbaan van Maria Witteveen laat zien hoeveel gender-gerelateerde belemmeringen vrouwen in naoorlogs Nederland moesten overwinnen als ze streefden naar een positie in de hogere echelons van de diplomatie. Om als vrouw carrière te maken waren zeer hard werken en totale toewijding vereist, wat er wellicht toe bijdroeg dat sympathie op persoonlijk niveau moeilijk bereikbaar was. Pas vanaf de jaren tachtig nam het aantal vrouwen in de diplomatie toe.  

 

Archivalia

Nationaal Archief, Den Haag, Archief ministerie van Buitenlandse Zaken; toegangsnr. 2.21.351: Archief van dr. J.M.A.H. Luns, inv.nr. 789 (brief van Luns aan Witteveen, d.d. 30-9-1958).

Literatuur

Marc Dierikx, ‘The Slow Ascent of Women in Dutch Diplomacy. The Case of Maria Witteveen’, Diplomatica 2 (2020) 145-153. 

Illustratie

Portretfoto door onbekende fotograaf, april 1947 (Nationaal Archief, Den Haag).

Auteur: Marc Dierikx

laatst gewijzigd: 08/02/2021