Wagenaar, Nelly (1898-1985)

 
English | Nederlands

WAGENAAR, Nelly (geb. Utrecht 27-11-1898 – gest. Laren, NH 24-12-1985), pianiste en pianopedagoge. Dochter van Johannes Wagenaar (1862-1941), musicus, en Dina Petronella van Valkenburg (1869-1941). Nelly Wagenaar trouwde op 5-6-1946 in Amsterdam met Manuel Steuer (1903-1983), altviolist. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Nelly Wagenaar groeide samen met haar jongere zusje Johanna op in een huis vol muziek. Haar vader Johan was componist, dirigent, organist, docent en directeur van de Muziekschool van de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst (het latere Utrechts Conservatorium), haar moeder was een Groningse onderwijzersdochter. Nelly kreeg vanaf haar zevende jaar pianoles van Lucie Veerman-Bekker, docente aan de Muziekschool. Haar vader gaf haar de eerste theoretische scholing en met hem speelde zij veelvuldig quatre-mains. Hierdoor kon Nelly al jong goed van blad spelen en leerde zij veel orkestwerken kennen. Zij mocht al spoedig het koor van haar vader begeleiden en als enige de solopartij spelen in haar vaders compositie De Schipbreuk. Nelly bezocht een meisjes-hbs waar de middagen vrij waren, zodat ze die aan de muziek kon besteden. Haar pianostudie aan de Muziekschool sloot ze in 1920 cum laude af. Het gezin Wagenaar woonde toen in Den Haag, waar haar vader in 1919 directeur van het conservatorium was geworden.

Carrière als pianiste

Op 12 januari 1921 debuteerde Nelly Wagenaar in Utrecht als soliste bij het Utrechtsch Stedelijk Orkest onder leiding van haar vader met het Tweede Pianoconcert van Saint-Saëns. In het daaropvolgende jaar vertrok ze naar Berlijn om haar pianostudie af te ronden bij de beroemde pianist Arthur Schnabel, die haar in artistiek opzicht verder vormde. Pianospelen ging haar gemakkelijk af, maar ze speelde met te gespannen spieren, waardoor haar spel verstijfde. Schnabel stuurde haar daarom door naar de pianist Bruno Eisner, die haar een totaal nieuwe pianotechniek bijbracht.

Technisch en muzikaal gerijpt kwam Wagenaar in 1923 terug in Nederland – ze vestigde zich in Den Haag –, waar ze zich ontwikkelde tot een vooraanstaand pianiste. De Nieuwe Rotterdammer schreef in 1924 dat zij ‘een van de sterkste pianotalenten van de laatste jaren was’ (7-1-1924). In het algemeen werden haar prachtige techniek, mooie aanslag en genuanceerde spel geprezen. In dat jaar kreeg Nelly Wagenaar een aanstelling als pianodocente aan de Rotterdamse Muziekschool van Toonkunst. Een jaar later viel haar carrière tijdelijk stil door het onverwachte overlijden van haar verloofde, Willem Jacobus Maalsteed, muziekleraar te Leiden. In 1926 haalde componist Sem Dresden, toenmalig directeur van het Amsterdamsch Conservatorium, haar als hoofdvaklerares naar Amsterdam – in september 1928 ging ze er ook wonen.

In de loop der jaren trad Nelly Wagenaar op met alle grote orkesten in Nederland, met dirigenten als Willem Mengelberg, Peter van Anrooy, Eduard van Beinum, Eugen Jochum en Carl Schuricht. Zij concentreerde zich voornamelijk op de pianoconcerten van Mozart, Schumann, Beethoven, Grieg en Franck. Ook speelde ze regelmatig kamermuziek, met onder anderen de violisten Hendrik Rijnbergen en Herman van der Vegt. Haar solorecitals kenmerkten zich door een breed repertoire, waarbij zij nadrukkelijk ook de nieuwe Nederlandse muziek uit die tijd programmeerde. Zo speelde zij de nieuwste werken van León Orthel, Willem Pijper en Hendrik Andriessen. Daarnaast had Wagenaar een speciale liefde voor de werken van Debussy.

In de Tweede Wereldoorlog weigerde Nelly Wagenaar zich aan te sluiten bij de Kultuurkamer. Daardoor verdween zij tijdelijk uit het openbare muziekleven en trad zij incidenteel op tijdens clandestiene huisconcerten. Na de oorlog was zij een van de leden van beroepsvereniging De Vrije Musici, die op 9 juni 1945 optraden met een feestelijk concert in het Concertgebouw. In juni 1946 trouwde ze in Amsterdam met de oorspronkelijk uit Polen afkomstige altviolist Manuel Steuer. Op 15 december 1946 voerde Wagenaar met het Residentie Orkest in Den Haag het Pianoconcert (1940) van Johanna Bordewijk-Roepman uit. Een ‘noviteit’, kopte het Algemeen Handelsblad, dat oordeelde dat Wagenaar ‘zich met virtuositeit van haar niet lichte taak [had] gekweten’ (16-12-1946). Drie jaar later verhuisden Wagenaar en haar man naar Den Haag.

Een bijzondere pedagoge

Als docente liet Nelly Wagenaar elke leerling in zijn waarde – ze stelde zich op als een meevoelende en meedenkende mentor. Door de technische problemen die zij zelf aan het begin van haar carrière had gehad, kon zij zich inleven in de moeilijkheden van haar leerlingen. Wagenaar leverde een stoet aan succesvolle pianisten af, onder wie Toos Onderdenwijngaard, Rudolf Jansen, Tan Crone, Hans Dercksen en Elisabeth Everts, die in 1948 omkwam bij een vliegramp. Wagenaar zette zich als bestuurslid in voor het Elisabeth Everts-fonds dat de familie kort daarna oprichtte ter ondersteuning van jonge, talentvolle musici.

In juni 1963 werd Nelly Wagenaar benoemd tot erelid van de Nederlandse Toonkunstenaars Vereniging en in november van dat jaar speelde zij ter gelegenheid van haar 65ste verjaardag op een door de Utrechtse Kring georganiseerde avond. Vier jaar later, in september 1967, gaf zij bij haar veertigjarig jubileum als hoofdvaklerares op het conservatorium een pianorecital in de Bachzaal in Amsterdam, waarna zij werd gehuldigd. Niet lang hierna nam ze afscheid als conservatoriumdocente.

Voor zover bekend speelde Nelly Wagenaar in haar laatste jaren niet meer in het openbaar. Wel maakte ze op hoge leeftijd nog twee grammofoonplaten. Op de ene speelde zij werken van Scarlatti en Chopin, op de andere de pianopartij van haar vaders De Schipbreuk. Na de dood van haar man, in december 1983, verhuisde Wagenaar naar het Rosa Spier Huis in Laren. Ze bezocht nog regelmatig concerten in het Concertgebouw. Zij was Ridder in de Orde van Oranje Nassau. Nelly Wagenaar overleed op 24 december 1985, kort na haar 87ste verjaardag.

Betekenis

Nelly Wagenaar was een uitstekend pianiste, maar ondanks haar grote talent en de mogelijkheden die zij kreeg, kwam haar carrière als concertpianiste niet tot volle, internationale bloei – hoewel zij na de oorlog meerdere malen in Engeland speelde. Dit had wellicht te maken met haar instelling: het ging haar om de muziek, niet om het grote podium. Men zei vaak dat ze het essentiële zocht in de muziek. Ook werd wel gesuggereerd dat haar spel te introvert was en te weinig aansprekend voor het grote publiek. Voor Wagenaar was de combinatie van zelf uitvoeren en lesgeven heel belangrijk. Als pedagoge is zij van groot belang geweest voor de vorming van tientallen Nederlandse pianisten.

Naslagwerken

Persoonlijkheden.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: Archiefkaart; Gezinskaart.
  • Haags Gemeentearchief/Nederlands Muziek Instituut, Den Haag: Archief Nelly Wagenaar.
  • Stadsarchief Amsterdam, Archiefkaart; Gezinskaart.

Opnamen

  • Pianostukken van Mendelssohn, Brahms en Chopin, ca. 1960 [grammofoonplaat, Philips nr. 400-173 AE].
  • Pianostukken van Scarlatti en Chopin, 1978 [grammofoonplaat Editio Laran ST 7070].
  • De Schipbreuk van Johan Wagenaar, met Nelly Wagenaar op piano, 1982 [grammofoonplaat Editio Laran ST 7073].
  • De Schipbreuk met Nelly Wagenaar aan de piano is te beluisteren via URL https://www.youtube.com/watch?v=mRWWPW2CC0I [geraadpleegd 16-4-2017].

Literatuur

  • Diverse krantenartikelen, raadpleegbaar via Delpher, o.a. De Waarheid, 2-6-1945; Algemeen Handelsblad, 13-6-1963; 27-11-1963 en 26-9-1967 [URL www.delpher.nl; geraadpleegd 16-4-2017].
  • Margaret Krill, ‘Nelly Wagenaar: een prachtige pianiste (1898-1985)’, in: idem, Nederlandse Pianisten-Meesters uit de 19de en 20ste eeuw (Amersfoort 2010) 81-85.

Illustratie

Nelly Wagenaar, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad).

Auteur: Margaret Krill

laatst gewijzigd: 16/11/2017