Voûte, Petronella (1804-1877)

 
English | Nederlands

VOÛTE, Petronella (geb. Amsterdam 6-11-1804 – gest. Zetten 18-4-1877), directrice van Asyl Steenbeek, het eerste opvangtehuis voor prostituees. Dochter van Samuel Lancelot Voûte (1776-1845), koopman, en Petronella Druschke Jutting (1777-1850). Petronella Voûte bleef ongehuwd.

Petronella (Pietje) Voûte was het vierde kind en de derde dochter in een welgesteld Amsterdams koopmansgezin met elf kinderen. De familie van haar vader stamde af van Franse refugiés. Zij werd op 19 december 1804 gedoopt in de Oude Waalse kerk in Amsterdam.

Als jonge vrouw deed zij de huishouding van enige ongehuwde broers, maar toen deze trouwden, werd zij diacones in het in 1845 opgerichte Utrechts Diaconessenhuis. In 1846 werd zij daar benoemd tot adjunct-directrice, maar dat was zij slechts kort. De bekende Reveilvoorman Otto Gerhard Heldring, predikant te Hemmen (Betuwe) benaderde haar in 1847 voor zijn plan om een opvangtehuis voor ‘gevallen vrouwen’ op te richten. Hij was op dat idee gekomen omdat iemand hem ooit had gevraagd om een adres waar een verwaarloosd meisje kon worden uitbesteed. Al snel had hij zo’n dertig meisjes ondergebracht in huishoudens in de omgeving, maar niet alle meisjes waren geschikt voor het gezinsleven. Sommige kwamen uit de gevangenis en dreigden in handen te vallen van vrouwen die hen aan publieke huizen wilden uitbesteden. Daarom wilde hij voorzien in een tehuis voor de opvang en het onderwijs van deze moeilijk plaatsbare meisjes, ongehuwde moeders en ontslagen vrouwelijke gevangenen. In 1847 had hij daartoe de voormalige bierbrouwerij Steenhuis gekocht. Voor deze instelling zocht hij een directrice.

Op 1 januari 1848 opende Asyl Steenbeek zijn deuren en op diezelfde dag werd Petronella Voûte er door Heldring heengebracht, naar de overlevering vermeldt over het ijs. Op 29 januari kwam de eerste ‘asyliste’. Petronella Voûte zou er bijna dertig jaar wonen, intern. Het werk nam haar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat in beslag. Zij voerde persoonlijk de kennismakingsgesprekken met nieuwe meisjes en legde hun levensgeschiedenissen vast. Ook leidde zij zelf de ochtend- en avondsluiting en de wekelijkse catechisatie. Dit alles deed zij onbezoldigd; in het begin betaalde zij zelfs kostgeld. Zij investeerde vrijwel haar hele vermogen in Steenbeek en verwante instellingen. De bestuursnotulen van 1857 maken melding van een gift van haar van drieduizend gulden (Dubois, 139). Als instelling stuitte Asyl Steenbeek aanvankelijk op groot wantrouwen van de buitenwereld, want men beschouwde het werk voor ‘gevallen vrouwen’ als onfatsoenlijk voor dames van stand.

In 1877 trad Petronella Voûte terug uit haar functie omdat zij ernstig ziek was. Zij was 29 jaar directrice geweest en had bijna duizend meisjes onder haar hoede gehad. De hartkwaal waaraan zij al vele jaren leed, bezorgde haar steeds meer aanvallen van benauwdheid. Toen er op 14 april brand uitbrak op Steenbeek, lag zij op haar sterfbed. Ze moest in allerhaast worden vervoerd naar de directeurswoning. Daar overleed ze op 18 april 1877, 72 jaar oud. Haar laatste woorden waren: ‘vreemd eind!’ (Nobel, 189). Petronella Voûte werd op 21 april begraven in Zetten, aan de voet van de Vluchtheuvel, naast de in 1876 overleden Heldring en diens vrouw. Op haar begrafenis werden zes toespraken gehouden, onder anderen door de predikant Hendrik Pierson.

Petronella Voûte had meer het voortvarende karakter van een Petrus en de beweeglijkheid van een Martha dan de rust van een Johannes of de stille ernst van een Maria, aldus Nobel (187). Ze had vaak overleg met ds. Heldring op het stille kerkplein van Hemmen. Hij met zijn pet en pijp, zij ‘met de wapperende linten van haar muts als een soort aureool om het energieke gezicht.’ Ze verschilden vaak van mening, maar hun goede verstandhouding werd nooit verbroken.

Archivalia

  • Stadsarchief Amsterdam: Doopregisters.
  • Universiteitsbibliotheek Leiden, Handschriftencollectie: brieven van Petronella Voûte aan Nicolaas Beets, 1848-1850; 1853.
  • Universiteitsbibliotheek Amsterdam, Handschriftencollectie: dagboek van Petronella Voûte, 1849-1857 (sign.: RA 07:1).
  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: Samuel Lancelot en zijn nakomelingen den naam Voûte dragende (z.p. z.j).

Literatuur

  • J. Nobels, ‘Petronella Voûte. Een levensbeeld der toewijding aan den Heiland’, Magdalena 26 (1878) 175-192.
  • H. Pierson, ‘Dertigste verslag van den staat en de verrichtingen van het Asyl Steenbeek, 1876/77’, Magdalena 26 (1878) Bijlage 1-27.
  • M.W. Maclaine Pont, ‘Petronella Voûte, geb. te Amsterdam 6 nov. 1804, gest. te Zetten 18 april 1877’, De Bode der Heldring-Gestichten 14 (1897) 35-38.
  • M.W. Maclaine Pont, `De vrouw in de philantropie’, in: Van vrouwenleven 1813-1913 (Groningen 1913) 47-60.
  • Gedenkboek van het vijf en zeventig jarig bestaan van de vereeniging het Asyl Steenbeek 1847-1922 (z.p. z.j [ca. 1922]).
  • A. van der Hoeven, Otto Heldring (Amsterdam 1942) 162-164, 177.
  • Tineke de Bie en Wantje Fritschy, ‘De “wereld” van Reveilvrouwen, hun liefdadige activiteiten en het ontstaan van het feminisme in Nederland’, Zesde Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis (1985) 30-58.
  • O.W. Dubois, ‘Petronella Voûte, 1804-1877, directrice opvanghuis prostituees’, Biografisch Woordenboek Gelderland 6 (Hilversum 2007) 138-140.

Illustratie

Lithografie, ongedateerd, uit: Van vrouwenleven 1813-1913.

Redactie

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 671

laatst gewijzigd: 13/01/2014