Visscher, Jacobina Berendina (1835-1912)

 
English | Nederlands

VISSCHER, Jacobina Berendina, vooral bekend als Codien Zwaardemaker-Visscher (geb. Utrecht 5-5-1835 – gest. Utrecht 4-8-1912), schrijfster, vertaalster en feministe. Dochter van Jan Visscher (1801-1882), doopsgezind predikant, en Lumina Loos (1801-1881). Codien Visscher trouwde op 8-8-1856 in Utrecht met Cornelis Zwaardemaker (1828-1887), boekverkoper en uitgever. Uit dit huwelijk werden 3 zoons geboren, van wie 1 jong stierf.

Codien Visscher groeide op als jongste van drie – ze had twee broers – in een welvarend doopsgezind predikantengezin in Utrecht. Een jonger zusje (1841) stierf in het jaar van haar geboorte. Tot haar vijftiende ging Codien naar de dagschool van de gezusters Van Breemen. Daarna bleef ze thuis. Dat haar broers wel een vervolgopleiding deden – de een werd notaris, de ander predikant – vond ze frustrerend. In ‘Toen en nu’ (1898) blikte ze terug: ‘in diezelfde tijd zuchtte ik vaak onder het eindeloze borduren en veelvuldige kopjeswassen: “och, was ik maar een jongen, dan kon ik ook studeren als mijn broer en dominee worden!”’ (246). Toch liet haar vader haar delen in zijn kennisoverdracht aan de broers, en haar moeder, die bellettrie selecteerde voor een leesgezelschap, stimuleerde haar literaire belangstelling.

Een ‘vrouwenwoord’

Op 21-jarige leeftijd trouwde Codien Visscher met boekverkoper-uitgever Cornelis Zwaardemaker, met wie zij drie zoons kreeg: Hendrik (1857-1930), Jan (1859-1861) en nog een Jan (1861-1952). Het gezin woonde achtereenvolgens in Haarlem, Deventer en vanaf 1870 in Amsterdam. Via het uitgeef- en redactiewerk van haar echtgenoot kwam Codien Zwaardemaker-Visscher in aanraking met feministische geschriften. Ze bewonderde het werk van Elise van Calcar en Mienette Storm-van der Chijs, maar bovenal The subjection of women (1869) van John Stuart Mill.

Onder het pseudoniem Cornelia – de vrouwelijke vorm van haar mans voornaam – mengde Zwaardemaker-Visscher zich in 1869 voor het eerst in het publieke debat. Met de brochure Een vrouwenwoord naar aanleiding van Vitringa's brochure: 'Over Opvoeding en Emancipatie der Vrouw' reageerde ze op de gymnasiumrector Anne Johannes Vitringa: niet haar bestemming als echtgenote en moeder zou volgens Zwaardemaker-Visscher de meisjesopvoeding moeten bepalen, maar de ontwikkeling tot een zelfstandig individu. Het was het begin van haar carrière als schrijfster. Aanvankelijk leverde ze bijdragen aan Onze Tolk. Centraalblad voor Kunst- en Letternieuws (1869-1877) en het Nieuwsblad voor den Boekhandel, twee vakbladen die haar man redigeerde. Samen met haar man voerde Zwaardemaker-Visscher ook de redactie van een drietalig tijdschrift voor kinderen, Trio. Journal amusant en trois langues: français, anglais, allemand, pour la jeunesse (1868-1871).

Voor de verhalenbundel Vrouwenkarakters. Novellen voor vrouwen en meisjes (1871), een selectie van uit het Duits vertaalde kostschoolverhalen, gebruikte Zwaardemaker-Visscher voor het eerst haar eigen naam. De feitelijke aanleiding was dat meer schrijfsters de schuilnaam Cornelia voerden, maar als meer principiële reden voerde ze aan dat geen enkele vrouw zich voor haar arbeid hoefde te schamen en anonimiteit daarom ongewenst was. Na haar eerste vertaling volgde een reeks van uit het Duits en Engels vertaalde romans en verhalenbundels, onder meer van George Eliot, Louisa May Alcott en Mrs. Compton Reade.

Behalve voor bovengenoemde periodieken schreef Zwaardemaker-Visscher ook voor vrouwenbladen. In Onze Roeping (1870-1873) vestigde zij de aandacht op belangwekkende buitenlandse publicaties, zoals Mills The subjection of women en het vooruitstrevende Britse tijdschrift Woman (opgericht in 1872) van Amalia Lewis. Uit loyaliteit met Betsy Perk, de hoofdredactrice van Onze Roeping, sloeg Zwaardemaker-Visscher begin 1870 een aanbod af om de leiding op zich te nemen van het concurrerende blad Ons Streven (1870-1878). Enkele jaren later trad ze wel toe tot de redactie van Het Toilet. Grootste en goedkoopste Modejournaal van Nederland (1876-1887), waar ze verantwoordelijk was voor de Letterkundige Afdeeling.

Romans

Vanaf 1880 ging Zwaardemaker-Visscher ook romans schrijven. Van de vijf romans die zij tussen 1881 en 1897 publiceerde, staan er drie te boek als echte 'tendensromans'. Zo gaat Ada Bermuda (1881) over het recht van vrouwen om te studeren en publieke ambten te bekleden. In Tante Agathe's voogdijschap. Onwettig toch recht (1897) verdedigt ze het standpunt dat vrouwen ook over andere dan eigen kinderen het voogdijschap moeten kunnen uitoefenen. De populairste van haar romans, De ruïne van den Oldenborgh (1885), handelt over een vrouw uit een verarmd adellijk milieu die gevangen zit tussen de moraal dat een dame niet hoort te werken en de financiële nood van de familie.

In 1889 – twee jaar na de dood van haar echtgenoot – publiceerde  Zwaardemaker-Visscher een door haar vertaalde verzameling opstellen en brieven over het huwelijksrecht onder de titel Is 't huwelijk eene fout? In de inleiding plaatst zij kanttekeningen bij de geldende regelgeving omtrent huwelijk, echtscheiding en nalatenschap in Nederland. Naar aanleiding van Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid van 1898 blikte Zwaardemaker-Visscher in het blad Vrouwenarbeid (1898) terug op een halve eeuw emancipatiestrijd. Ze besluit dit stuk,'Toen en nu', met een vooruitblik naar de tijd waarin de wetgeving zou zijn aangepast aan de contemporaine ontwikkelingen: ‘En dan zal de dwaasheid openbaar worden van de wetten, waarbij vrouwen gelijkgesteld worden met idioten en misdadigers. En de juristen zullen zich schamen en zich haasten om ons als mondig medemens te doen erkennen. En de gehele maatschappij zal er bij winnen' (p. 249).

Na 1900 schreef Zwaardemaker-Visscher geen romans meer, maar beperkte ze zich tot een sporadische bijdrage in onder meer het doopsgezinde weekblad De Zondagsbode. Daarin begroette zij in 1905 met veel instemming het besluit van de Algemeene Doopsgezinde Sociëteit om vrouwen tot het proponentsexamen toe te laten. Voor haar eigen leven kwam deze wijziging dus te laat. In datzelfde artikel toonde Zwaardemaker-Visscher zich weliswaar een voorstandster van het vrouwenkiesrecht, maar ze vroeg zich wel af of de geestelijke zelfstandigheid van vrouwen sterk genoeg was om dit recht niet door anderen te laten misbruiken. Zwaardemaker-Visscher overleed in 1912, op 77-jarige leeftijd.

Betekenis

Zwaardemaker-Visschers loopbaan als schrijfster vond zijn bekroning in de jaren 1898-1900, toen haar verzamelde, Nederlandstalige werk in acht delen verscheen onder de titel Complete romantische werken. Vermoedelijk was ze in de vergetelheid geraakt als Johanna Naber niet een uitvoerige levensbeschrijving van haar had opgenomen in Van onze oud-tantes en tantes (1917) en haar daarmee in het selecte gezelschap van baanbrekende feministes had geplaatst. Naber omschrijft Codien Zwaardemaker-Visscher als een ernstige, deftige dame, die geen actieve rol in het verenigingsleven speelde, maar de weg van het geschreven woord koos om haar ideeën te verbreiden (Naber, 228-230).

Naslagwerken

Basse; BWN; Frederiks/Van den Branden.

Archivalia

  • Universiteitsbibliotheek Leiden: Collectie Erven F. Bohn.
  • Universiteitsbibliotheek Utrecht: Collectie Hendrik Zwaardemaker.

Publicaties

Behalve de in de tekst genoemde publicaties en bijdragen in o.a. Nieuwsblad voor den Boekhandel, Onze Roeping, Onze Tolk, Het Toilet en Vaderlandsche Letteroefeningen:

  • In de Bruidskorf (Breda 1872).
  • Bijeengegaard. Schetsen en novellen (Amsterdam 1880).
  • ‘Vrouwelijke predikanten, De Zondagsbode, 9-7-1905.

Voor een volledig overzicht van haar vertalingen, zie Jensen, ‘Trots op haar eigen naam’ (2006).

Literatuur

  • Johanna W.A. Naber, ‘De feministische beteekenis der geschriften van Jacoba Berendina Zwaardemaker-Visscher’, in Idem, Van onze oud-tantes en tantes (Haarlem 1917) 191-246.
  • Marianne Braun, De prijs van de liefde. De eerste feministische golf, het huwelijksrecht en de vaderlandse geschiedenis (Amsterdam 1992).
  • Lotte Jensen, ‘Trots op haar eigen naam. Codien Zwaardemaker-Visscher’, Filter. Tijdschrift over Vertalen 13 (2006) nr.3, 21-30.

Illustratie

Codien Visscher, door Maria Adriana van Bosse, 1869 (Literatuurmuseum, Den Haag).

Auteur: Lotte Jensen

 

laatst gewijzigd: 29/03/2018