Spies, Marijke (1934-2013)

 
English | Nederlands

SPIES, Marijke (geb. Eindhoven 5-8-1934 – gest. Amsterdam 12-5-2013), hoogleraar historische letterkunde, schrijfster. Dochter van Maarten Spies (1900-1978), elektrotechnisch ingenieur, en Gijsbertha Hooykaas (1903-1979). Vanaf 1985 had Marieke Spies een relatie met Cecile Arine Portielje (geb. 1943), taalkundige.

Marijke Spies groeide op aan de Pauwlaan en Lijsterlaan in Eindhoven, als oudste van twee dochters van een Philips-ingenieur (later directeur) met historische en taalkundige belangstelling. Haar ouders waren liberaal, onkerkelijk en sportief – ze speelden beiden op hoog niveau hockey, tennis en golf. Marijke had vooral belangstelling voor literatuur en het schrijven van poëzie en proza.

In de vijfde klas van de (niet-katholieke) privé-school Lorentz Lyceum maakte ze als voorzitter van het leerlingenbestuur kennis met Cees Nooteboom, leerling van de kostschool Augustinianum. Wegens hun zogenoemde perfide omgang werd hij van school gestuurd. De twee waren zich van geen kwaad bewust – hun contact beperkte zich tot het praten over literatuur. Bovendien wist Marijke Spies al jong dat ze lesbisch was, iets wat ze haar ouders overigens pas vertelde toen ze diep in de veertig was.

Studie

Na haar eindexamen hbs-b (1951) en een jaar Brussel om Frans te leren ging Marijke Spies in Delft bouwkunde studeren om als architect in de voetsporen van grootvader Hooykaas te treden. Ze deed haar propedeuse in een mantelpakje, met in haar bijbehorende tasje een duimstok, want haar was geleerd dat een architect die altijd bij zich had. Zelf vond ze zich niet geschikt voor architectuur omdat ze nooit in dat vak zou excelleren. Ze begon aan een wereldreis die eindigde met vier maanden Florence. In 1954 ging ze na het staatsexamen gymnasium Nederlands studeren aan de Universiteit van Utrecht: Utrecht omdat daar een vriendin woonde, Nederlands omdat ze schrijfster wilde worden. De roman waaraan ze werkte, is nooit gepubliceerd, ondanks de voorspraak van Cees Nooteboom bij Querido. Er volgden verschillende onuitgegeven manuscripten.

Op aanraden van Sonja Fortunette Witstein, in die tijd assistente van de Utrechtse hoogleraar W.A.P. Smit, stapte Spies over naar de Universiteit van Amsterdam – ze vond woonruimte aan de A.J. Ernststraat (nr. 843). Vanaf 1958 was ze kandidaat-assistent bij professor Wytze Hellinga, in 1961 studeerde ze af en in 1962 werd ze benoemd als staflid bij neerlandistiek aan de Universiteit van Amsterdam, met de oudere letterkunde als specialisatie. Oude literatuur had niet per se haar voorkeur, maar ze koos ervoor omdat ze bang was haar plezier in het lezen van moderne literatuur te verliezen als ze zich er wetenschappelijk mee moest bezighouden. Bovendien vond ze het interessant om historische teksten te onderzoeken als spiegel van de tijd. Dit verklaart ook haar interdisciplinaire benadering.

Wetenschapper

In het universitaire democratiseringsproces van de jaren zestig stond Marijke Spies aan de kant van de opstandige studenten, maar ten tijde van de Maagdenhuisbezetting (1969) lag ze tot haar frustratie in het ziekenhuis vanwege een mislukte maagoperatie. Na haar herstel kwam ze terug op een volkomen veranderde universiteit, waar ze zich vol overgave in stortte – een jaar later was ze overwerkt als gevolg van een postoperatief syndroom.

Als jonge wetenschapper reflecteerde Marijke Spies op de methodologie van de literatuurgeschiedenis. In 1973 publiceerde ze in de Spektator haar ‘De krisis in de historische Neerlandistiek’. Vier jaar later werkte ze in een discussie met haar leermeester Smit haar visie uit in ‘Een schetsmatig ontwerp van een literatuurhistorisch stelsel van hypothesen dat de toets van de wetenschapstheorie kon doorstaan’, dat in drie delen verscheen in de Spektator (1977-1978). Via de Amsterdamse afdeling van de Vakbond voor Arbeiders in het Wetenschappelijk Onderwijs (VAWO) rolde Marijke Spies midden jaren zeventig in het bestuur van de VAWO. Ook in deze tijd meldde ze zich aan als lid van de CPN, ondanks haar bezwaren tegen het Russische communisme. Ze bezocht partijvergaderingen en colporteerde met De Waarheid. Ze heeft haar lidmaatschap nooit opgezegd en volgde met haar lidmaatschap toen de partij opging in GroenLinks.

In 1979 promoveerde Spies bij de hoogleraar E.K. (Eddy) Grootes op Argumentatie of bezieling. Een aanzet tot een literatuurhistorische probleemstelling met betrekking tot de Nederlandse letterkunde uit de eerste helft van de 17e eeuw. Het was een bundeling van haar eerdere theoretisch artikelen, aangevuld met een artikel over de argumentatiestructuur van Vondels Inwydinge van het Stadhuis t’Amsterdam – het werk van Vondel was en bleef een van de thema’s van haar wetenschappelijke belangstelling. In deze tijd woonde ze in de Van Breestraat en kreeg ze – in 1985 – een liefdesrelatie met taalkundige Cecile Portielje. In 1988 verhuisde Spies naar de Herenstraat.

Na haar promotie bouwde Spies een omvangrijk wetenschappelijk oeuvre op. Ze publiceerde baanbrekende studies over renaissance-retorica en -poëtica, over Vondel, de rederijkers, Roemer Visscher en vele andere grote en kleine auteurs uit de zestiende en zeventiende eeuw – verkenningen in een destijds nog bijna braakliggende terrein van de historische neerlandistiek. Mede op haar initiatief kwamen diverse samenwerkingsverbanden van de grond. Zo was ze in 1985 medeoprichter van het interdisciplinaire samenwerkingsverband De Zeventiende Eeuw – van 1985 tot 1991 was ze redactiesecretaris van het gelijknamige tijdschrift. In 1992 werd ze benoemd tot buitengewoon hoogleraar Geschiedenis van de Rhetorica aan de Universiteit van Amsterdam en in 1994 tot (gewoon) hoogleraar voor de Oudere Nederlandse Letterkunde tot 1770 aan de Vrije Universiteit. Ook in 1994 kreeg ze ter gelegenheid van haar zestigste verjaardag de bundel Klinkend boeket aangeboden, met 26 bijdragen van bevriende neerlandici. Spies was groot voorstanders van een interdisciplinaire en naar buiten gerichte onderzoekscultuur. Dit culmineerde in 1999 in het vuistdikke boek 1650. Bevochten eendracht (samen met Willem Frijhoff), als onderdeel van het NWO-project De Nederlandse cultuur in Europese context.

Schrijfster

Bij haar emeritaat werden de Engelstalige studies van Spies gebundeld in Rhetoric, rhetoricians and poets. Studies in Renaissance poetry and poetics (Amsterdam 1999). Ze bleef actief. Zo droeg ze onder andere bij aan deel 2 van de nieuwe Geschiedenis van Amsterdam (2004). Ze werd voorzitter van de Vereniging van Letterkundigen (2001-2004), zat in de jury van de Gysbert Japicxsprijs (2004) en zat in de besturen van de P.C. Hooftstichting en het Letterkundig museum (2009). Ook vervulde ze een oude droom: ze debuteerde met de roman Een onschuldige familie (2004), een familie-epos met alle dramatische hoogtepunten van de twintigste eeuw. De roman werd positief ontvangen. Twee jaar later verscheen haar tweede roman, Tegen de stilte (2006). De zuinige ontvangst hiervan zette haar aan tot revanche, maar die kwam er niet: drie manuscripten, waaronder een roman over de zestiende-eeuwse kunstenaar Dirck Volkertsz. Coornhert, vonden geen uitgever. Na een jarenlange ziekte stierf Marijke Spies op 12 mei 2013 in haar huis aan het Waterlooplein (waar ze vanaf 2011 woonde), op de leeftijd van 78 jaar.

Betekenis

Marijke Spies was bekend als een inspirerende docent, die velen de liefde voor oude Nederlandse teksten bijbracht. Als wetenschapper was ze baanbrekend door aandacht te vragen voor niet-literaire teksten en een interdisciplinaire benadering. Daarnaast was ze een strijdbaar bestuurder die de belangen van studenten, de vakgroep en de wetenschappelijke gemeenschap te vuur en te zwaard verdedigde. Decennialang was ze daarmee voor velen een boegbeeld van de Neerlandistiek.

Naslagwerken

Levensberichten.

Publicaties

Een volledige lijst van publicaties tot 1999 is opgenomen in M. Spies, H. Duits & T. van Strien, Rhetoric, rhetoricians and poets (Amsterdam 1999) 157-162. De belangrijkste publicaties na 1999 staan genoemd in Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde te Leiden 2012-2013 (Leiden 2014) 137-148.

Literatuur

  • Annette Portegies, ‘“Ik vraag me wel eens af of lezen gezond is voor de mensen”. Een gesprek met Marijke Spies’, Literatuur 10 (1993) nr. 5, 287-290.
  • Ischa Meijer, [radio-interview], 21-2-1993.
  • Christie de Wit, ‘De hoogleraar: als ik met het ene bezig ben roept het andere ik wil ook’, Ma’dam 9 (1994) nr. 4, 8-9.
  • Henk Duits, Arie Jan Gelderblom en Mieke B. Smits-Veldt, Klinkend boeket. Studies over renaissancesonnetten voor Marijke Spies (Hilversum 1994).
  • Maarten Brock en Edwin Lucas, ‘Het wordt tijd voor een Deltaplan voor de universitaire neerlandistiek’, VakTaal 8 (1995) nr. 3-4, 1 en 3-6.
  • Radio-interviews: OVT, 23-7-2000; Een leven lang, 17-1-2002; Kunststof, 5-5-2004.
  • Eddy Grootes, ‘Ter nagedachtenis van Marijke Spies (1934-2013)’, De Zeventiende Eeuw 29 (2013) 146–147.

Auteur: Arno van der Valk

laatst gewijzigd: 13/01/2022