Solser, Engelina Adriana (1873-1943)

 
English | Nederlands

SOLSER, Engelina Adriana (geb. Rotterdam 18-2-1873 – gest. Doetinchem 29-11-1943), variété-artieste, actrice en filmmaakster. Dochter van Johannes Solser (1833-1893), directeur toneelgezelschap, en Engelina Florina Hartlooper (1835-1920), actrice. Adriënne Solser trouwde (1) op 15-3-1893 in Amsterdam met Neumann Wittkower (1870-?), muzikant; (2) na echtscheiding (1894) op 27-3-1895 in Kaapstad, Zuid-Afrika, met Louis Joseph Boesnach (1867-?), arts-apotheker; (3) na echtscheiding (1909) op 22-3-1912 in Sloten met Salomon D’Oliveijra (1878-1943), diamantsnijder. Uit huwelijk (1) werd 1 dochter geboren, uit (2) 1 zoon en 1 dochter, uit (3), dat op 1-10-1924 eindigde in een scheiding, 1 dochter.

Engelina Adriana (Adriënne) Solser was het derde kind in een toneelfamilie. De komieken Michel (1865-1894) en Lion (1977-1915) waren haar broers, en ook haar oudste zus en haar jongste broer waren bij het toneel. Al in haar vroege tienerjaren stond Adriënne op de planken bij het rondreizend toneelgezelschap van haar ouders. Als soubrette debuteerde zij rond 1889 in Café-Concert Victoria in Amsterdam, als voorprogramma van broer Michel. Op twintigjarige leeftijd trouwde zij met de muzikant Neumann Wittkower en een maand later beviel ze van een dochter: Rebecca Rachel (1893-1942). Het huwelijk hield anderhalf jaar stand.

Prototypische volksvrouw

In 1895 trad Adriënne Solser op in een parodistische operette en een blijspel in de Frascati Schouwburg aan de Plantage Middenlaan (tegenwoordig Studio Desmet). Datzelfde jaar trouwde zij voor de tweede keer, ditmaal met een Zuid-Afrikaanse arts-apotheker. Ze woonde enkele jaren in Pretoria, waar ze beviel van Andreas Louis (1896-1928) en Adela Micheline (1897-1992). In 1900 was ze terug in Nederland en trad ze opnieuw op in de Frascati Schouwburg, in de komische operette ’n Amsterdamse Hartjesdag. Ze speelde de rol van ‘waspit Kee’, de prototypische volksvrouw uit de Jordaan, een type dat haar verdere carrière in het variété en in de film zou blijven vergezellen, of het personage nou Kee, Ka of Bet heette.

Het eerste decennium van de twintigste eeuw trad Adriënne Solser vooral solo op in het florerende variété, met twintigminuten-programma’s van liedjes en karakterschetsen. Van voordrachtsoubrette via coupletzangeres groeide ze uit tot karakterhumoriste, die elke paar maanden kwam met nieuw repertoire, afkomstig van professionele couplet- en revueschrijvers. Solsers repertoire was gevarieerd: van opstandige dienstmeiden, Rotterdamse en Haagse volksvrouwen, ontevreden mevrouwen en hardwerkende soubrettes tot door mannen bedrogen prostituees. Nieuwe programma’s begon zij meestal in de variététempel Casino Soesman in Rotterdam, waarna zij ermee door het land trok. Ook trad zij – met Frans- en Duitstalige teksten – op in België en Duitsland. In 1909 scheidde ze van haar tweede man.

In 1912 trouwde Adriënne Solser voor de derde keer, met Salomon dOliveijra, een Amsterdamse diamantwerker van wie ze nog datzelfde jaar haar vierde kind kreeg: Engelina Jeannette (1912-1995). Ook dit huwelijk liep uit op een scheiding, na twaalf jaar. Intussen vervolgde Solser haar professionele loopbaan. Vanaf eind 1912 trad zij steeds vaker op in Amsterdam, waar het ‘Jordaan-genre’ grote successen behaalde. Solser oogstte de lachsalvo’s van het publiek in de rol van ‘Ka de Suffragette uit de Jordaan’ of ‘Bolle Bet uit de Willemsstraat’. Aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog behoorde zij tot de vijf beste vrouwelijke humoristen van Nederland.

In de oorlogsjaren stapte Adriënne Solser van het variété over naar de revue, het cabaret en de film. Zij deed revues – van onder anderen Ter Hall – en cabaretprogramma’s in de voornaamste amusementstempels van Rotterdam, Den Haag en Amsterdam en in bioscopen waar afwisselend films en variétéoptredens werden geprogrammeerd. Eind 1918 vormde Solser tijdelijk een duo met Marinus de Wilde, met wie ze het Jordanese koppel Bet en Hein creëerde, dat ze presenteerde in de Rotterdamse bioscoop Astoria-Theater en dat ook in haar films tot leven kwam.

Films met podiumacts

In 1921 speelde Adriënne Solser haar eerste filmrol, in de satirische korte film De droom van Hadt-je me-maar: zij was de huisbazin van de bekende zwerver die het tot gemeenteraadslid schopte. Tijdens de voorstellingen in Cinema de Munt in Amsterdam deed zij ook een komische liveact. In de zwijgende film van de jaren twintig werd het typetje van de Amsterdamse volksvrouw Solsers voornaamste handelsmerk. Zo speelde ze bijvoorbeeld ook de rol van Na Druppel in de eerste verfilming De Jantjes (1922). Drijvende kracht achter deze producties is de regisseur en producent Alex Benno, met wie Solser in twee volgende films een unieke formule ontwikkelde: kluchten van speelfilmlengte over het aandoenlijk-eigenzinnige doen en laten van een stel Jordanezen, met Solser in de hoofdrol op het doek en tijdens de vertoningen zingend, dansend en sprekend op het podium.

De liveoptredens van Adriënne Solser bij haar films bleken een gouden greep, want daardoor had zij veel meer controle over de komische werking op het bioscooppubliek. De Jordaankluchten Kee en Janus naar Berlijn (1923) en Kee en Janus naar Parijs (1924) waren een groot succes voor Solser als actrice en explicatrice en voor Benno als producent en regisseur. Hierdoor aangemoedigd richtte Solser in 1924 een eigen filmproductie- en distributiemaatschappij op: de Hollando-Belgica Film Mij ‘Eureka’. Haar veertigjarig podiumjubileum in datzelfde jaar vierde ze met een eigen film en liveact: Bet, de koningin van de Jordaan. Haar zoon André Boesnach, die een filmopleiding had genoten in Frankrijk, trad aan als mededirecteur van de filmstudio in Schiedam en dochter Lien d’Oliveijra vond er emplooi als manusje-van-alles.

Op basis van de beproefde combinatie van film- en live optreden deed Adriënne Solser nog drie films: Bet trekt de 100.000 (1926), Bet zit in de penarie (1927) en Bet naar de Olympiade (1928). Op 21 maart 1928, tijdens de productie van de laatste film, overleed zoon André onverwacht aan de griep. Ondanks haar verdriet wist Solser de film af te maken en ermee vanaf juli van dat jaar op tournee te gaan. Toch zag ze zich door schuldeisers gedwongen om Filmstudio ‘Eureka’ in oktober 1928 te verkopen: deze lieten beslag leggen op de kopieën van haar films.

Tussen 1929 en 1930 leidde Adriënne Solser Pension Liena in Den Haag. Toen ze weer over kopieën van haar films beschikte, ging ze er opnieuw mee op tournee: van 1931 tot 1934 toerde ze met Bet de koningin van de Jordaan en Bet naar de Olympiade door de provincies en wist ze het publiek opnieuw met haar eigenwijze Betfiguur te amuseren. Juist in die jaren vond de overgang plaats van zwijgende films naar geluidsfilms, maar dankzij haar podiumact bleef Solser populair. Volgens de recensies excelleerde ze als vanouds, ‘want zij kent het publiek, háár publiek, op haar duimpje!’ (‘Uit de Residentie’).

Na 1934 was Adriënne Solser nog te zien in bijrollen in een vijftal geluidsfilms. Liveoptredens in die jaren zijn niet meer te traceren. Tijdens de Tweede Wereldoorlog woonde zij in Amsterdam, maar in 1943 kwam ze in de Achterhoek ongelukkig ten val bij het verlaten van de trein, waarschijnlijk op weg naar haar dochter Lien, die daar zat ondergedoken. Solser belandde in het ziekenhuis van Doetinchem en overleed daar op 29 november 1943 door complicaties na een operatie.

Betekenis

Adriënne Solsers avondvullende films en podiumacts zijn uniek in de Nederlandse filmgeschiedenis. Haar humor was doorspekt met vrouwelijke zelfspot: haar forse postuur contrasteerde steevast met de ielige pantoffelhelden die haar wederhelft speelden, maar leidde ook tot de nodige relativering van de betweterigheid van de Betfiguur. In haar lange carrière had Solser bovendien het type van de komische volksvrouw uit de Jordaan met succes laten migreren van de ene vorm van populaire cultuur naar de andere: zo wist ze zelfs een brug naar de periode van de geluidsfilm te slaan.

Naslagwerken

Honig; Theaterencyclopedie.

Archivalia

EYE Filmmuseum, Amsterdam: films, repertoireschriften, recensieboeken, filmtijdschriften; TIN/UBA: krantenknipsels, bladmuziek, liedteksten.

Literatuur

  • ‘Uit de Residentie’, De Komeet nr. 581 (1925).
  • Annette Förster, Histories of Fame and Failure. Adriënne Solser, Musidora, Nell Shipman. Women Acting and Directing in the Silent Cinema in The Netherlands, France and North America (Utrecht 2005) 21-139 [dissertatie].
  • Annette Förster, ‘Adriënne Solser, Koningin der kluchten’, Tijdschrift voor Mediageschiedenis 10 (2007) nr. 1, 53-87.
  • Annette Förster, Women in the Silent Cinema. Histories of Fame and Fate (Amsterdam 2017), 9-13, 15, 16, 19, 20, 25-133, 527-529.

Illustratie

Adriënne Solser, door Cornelis Bethlehem, ongedateerd (Collectie Theater in Nederland).

Auteur: Annette Förster

laatst gewijzigd: 30/10/2017