Schwartze, Therese (1851-1918)

 
English | Nederlands

SCHWARTZE, Thérèse  (geb. Amsterdam 20-12-1851 – gest. Amsterdam 23-12-1918), schilderes. Dochter van Johan Georg Schwartze (1814-1874), schilder, en Elise Hermann (1822-1896). Therese Schwartze trouwde op 30-8-1906 in Amsterdam met Anton Gilles Cornelis van Duyl (1829-1918), hoofdredacteur van het Algemeen Handelsblad. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Thérèse Schwartze groeide op in een kinderrijk Amsterdams kunstenaarsgezin (vier meisjes en een jongen). Haar vader, portretschilder, was van Duitse origine maar geboren in Nederland en opgegroeid in Amerika, haar moeder was in Duitsland geboren en getogen. Thérèse, de derde dochter, was de meest getalenteerde tekenaar van de kinderen; haar zuster Georgine (1854-1935) zou een verdienstelijk beeldhouwer worden. Als kind bracht Thérèse veel tijd door in en om het atelier van haar vader en al vroeg werd ze klaargestoomd voor het kunstenaarsbestaan. Tijdens de speeluren en handwerklessen op school – allemaal tijdverspilling, vond haar vader –, moest ze thuis komen om van hem te leren tekenen en schilderen.

Portretschilderes

Via haar vader kreeg Thérèse al op vijftienjarige leeftijd haar eerst opdrachten: portretten voor de Amsterdamse families Van Loon, Borski en Sillem. De familie Van Loon zou in de loop der jaren Thérèses belangrijkste opdrachtgever worden: vijftien leden van deze familie, over vier generaties verspreid, lieten zich door haar vereeuwigen. Ook de familie Labouchère gaf veel portretopdrachten.

Toen haar vader in 1874 overleed, werd Thérèse kostwinner voor het gezin en nam ze zijn atelier over. Het jaar daarop vertrok ze voor studie naar München, waar zij bij enkele gerenommeerde schilders in de leer ging. Veel baat had ze bij de aanwijzingen van de toonaangevende portretschilder Franz von Lenbach, die haar aanzette tot het gebruik van foto’s als hulpmiddel bij het schilderen. In 1878 ging zij voor het eerst naar Parijs, waar het artistieke leven een bron van inspiratie vormde, ook al spraken de impressionisten met hun ‘wirwar van kleuren en vormen’ haar niet erg aan. Haar trok juist het werk van de portretschilders Léon Bonnat en Jean-Jacques Henner, die de realiteit zo dicht mogelijk trachtten te benaderen.

Succes bleef niet uit. Vanaf haar 35ste werd Schwartze een steeds gevierder portrettiste, in Frankrijk maar vooral in Nederland, waar zij in Amsterdam woonde en werkte. Zij vond er ruimschoots emplooi, vooral door de steun van de invloedrijke familie Van Tienhoven. Een onderdeel van haar succes vormde haar gebruik van pastelkrijt. Ze kon er snel mee werken, ideaal bij het portretteren van kinderen, en het viel zeer in de smaak bij haar opdrachtgevers. Ze ontwikkelde een zeer eigen techniek met een vlotte streek en heldere toonzetting. Naast portretten schilderde ze ook genrestukken.

Thérèse Schwartze groeide uit tot een beroemdheid. Zelden zat ze om opdrachten verlegen, zeker niet toen ook leden van het Koninklijk Huis zich door haar ten paleize lieten portretteren – iets dat sterk bijdroeg tot haar roem. Ze exposeerde veel, zowel in Europa als in de Verenigde Staten, en herhaaldelijk ontving zij onderscheidingen, zoals in 1881 de Groote Gouden Medaille van Koning Willem III. In 1896 werd zij als eerste vrouw benoemd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau. Ze was lid van talloze kunstenaarsverenigingen, en ook jury- en commissielid. In 1888 kreeg zij van de Galleria degli Uffizi in Florence de eervolle uitnodiging om een zelfportret in te zenden. Het portret, waarop ze zich ‘aan het werk’ afbeeldde, oogstte grote bewondering en won in 1889 de Gouden Medaille op de Internationale Tentoonstelling in Parijs.

Haar leven lang werkte Schwartze onvermoeibaar, meestal in haar huis en atelier aan de Prinsengracht, waar ze met haar zusters en haar nichtjes Theresia (Sorella) en Lizzy Ansingh (dochters van haar zuster Clara) woonde. Haar oeuvre wordt geschat op meer dan duizend werken en dat legde haar geen windeieren. Haar werk was duur, maar haar kapitaalkrachtige klanten betaalden er grif voor. Ze leverde salonportretten, waarin het karakter van de geportretteerde vaak uitstekend naar voren komt. Daarbij moesten haar modellen door de juiste kleding en houding zo artistiek mogelijk uit komen.

De kritieken waren overigens wisselend. Met name de naar zuivere eenvoud strevende Tachtigers vonden haar te veel gericht op de rijke burgerij en verweten haar gemakzucht en gebrek aan diepgang en bezieling. In 1890 verscheen er in het Algemeen Handelsblad een vernietigende kritiek van een zekere Philip van Ewijk (pseudoniem van de kunstenares Etha Fles) op Schwartzes Amsterdamse overzichtstentoonstelling. Thérèse was diep beledigd, maar haar populariteit leed er niet onder.

De persoon die waarschijnlijk de meeste invloed op haar leven en werk heeft gehad, was haar vriend Anton van Duyl. Hij was het die haar aanmoedigde de Franse kunst te gaan bestuderen en ervoor zorgde dat Schwartzes werk met enige regelmaat besproken werd in het Algemeen Handelsblad, waarvan hij van 1866 tot 1885 hoofdredacteur was. Ze traden in 1906, na het overlijden van Van Duyls vrouw, in het huwelijk – Thérèse was toen 55, hij 77 jaar oud. Sedertdien signeerde zij haar schilderijen met Thérèse Schwartze-van Duyl of Thérèse van Duyl-Schwartze. Zijn dood in 1918 liet haar gebroken achter. In de enkele maanden die ze hem overleefde, signeerde ze haar werk met Thérèse van Duyl.  Op 23 december 1918 stierf Thérèse van Duyl-Schwartze; ze werd begraven op Zorgvlied. In 1922 ontwierp haar zuster Georgine een grafmonument, waarbij ze gebruik maakte van het dodenmasker. Het resultaat was een zeer levensechte uitbeelding van de op een bed liggende Thérèse. Het monument op Zorgvlied werd later verplaatst naar de Oosterbegraafplaats.

Reputatie

Lizzy Ansingh, nicht en leerlinge van Thérèse Schwartze, heeft alles in het werk gesteld om haar tantes naam als kunstenares hoog te houden. Zo nam ze in 1919 samen met haar tante Georgine het initiatief tot een herdenkingstentoonstelling in het Stedelijk Museum van Amsterdam. Ook zorgde Ansingh ervoor dat er al in 1921 in Amsterdam een straat naar haar werd genoemd. Bovendien richtte ze met enige anderen de Thérèse van Duyl-Schwartze Stichting op. De stichting wil niet alleen haar naamgeefster eren, maar ook steun verlenen aan behoeftige Nederlandse beeldende kunstenaars en de Nederlandse portretkunst in stand houden. Vanaf het einde van de twintigste eeuw is er hernieuwde belangstelling voor het werk van Schwartze. In 1989 werd er een tentoonstelling aan haar gewijd in Slot Zeist, in 1998 verscheen een monografie over haar van de hand van Cora Hollema en Pieternel Kouwenhoven, onder de titel Een vorstelijk portrettiste, en in 2011 wijdde Museum Van Loon een tentoonstelling aan  haar portretkunst onder de titel ‘De Amsterdamse Fine Fleur geportretteerd’.

Naslagwerken

Elck zijn waerom ; Jb. Mij. Ned. Lett.

Werk

Het werk van Thérèse Schwartze bevindt zich vooral in privébezit. Nederlandse musea bezitten in totaal zo’n 115 werken van haar.

Literatuur

  • H. Leonardsz, ‘Thérèse Schwartze’, in: M. Rooses, Het schildersboek, deel 2 (Amsterdam 1898) 179-203.
  • W. Martin, Thérèse van Duyl-Schwartze, 1851-1918. Een gedenkboek (Amsterdam z.j. [1920-1921]).
  • J. de Kleyn, 'Over enkele portretten die Thérèse Schwartze van haar nichtje Lizzy Ansingh maakte', Antiek 2 (1968) 303-311.
  • I.H. van Eeghen, 'De restauratie van Prinsengracht 1091', Amstelodamum 61 (1974) 28-30 [huis waar de familie Schwartze/Ansingh woonde en werkte].
  • W.F. van Ekelen, ‘Het grafisch werk van Thérèse Schwartze. Inleiding en oeuvrecatalogus’, Kunst en Laaft 8 (1983).
  • R. Spruit, '”Een minder uitzonderlijke”. Thérèse Schwartze (1851-1918), portret van een gevierd schilderes', Vitrine 1 (1990) 18-23.
  • D. Kraaijpoel, 'Thérèse Schwartze: Drie burgerweesmeisjes, 1885 ', De Negentiende eeuw 16 (1992) 153-155.
  • F. Leeman e.a., Museum Mesdag. Catalogue of paintings and drawings (Amsterdam/Zwolle 1996) 400-401.
  • C. Hollema, 'Thérèse Schwartze portretteerde Amsterdamse elite. Haar klant was koning', Ons Amsterdam 51 (1998) 254-258.
  • P. Kouwenhoven, Thérèse van Duyl-Schwartze (ongepubl. doctoraalscriptie Universiteit Leiden, 1998).
  • C. Hollema en P. Kouwenhoven, Thérèse Schwartze (1851-1918). Een vorstelijk portrettiste (Zutphen 1998).
  • Cora Hollema, Thérèse Schwartze (1851-1918). Haar klant was koning (Zutphen 2010).
  • Wendy van Lith, Ileen Montijn en Tonke Grever, Thérèse Schwartze (1851-1918). De Nederlandse fine fleur geportretteerd. Tentoonstellingscatalogus Museum van Loon (Zwolle 2011).
  • Cora Hollema en Pieternel Kouwenhoven, Thérèse Schwartze. Painting for a living (Amsterdam 2015).

Illustratie

Zelfportret (detail), 1888 (Galleria degli Uffizi, Florence).

Auteur: Pauline Micheels

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 786

laatst gewijzigd: 13/06/2018