Schot, Aleida Gerarda (1900-1969)

 
English | Nederlands

SCHOT, Aleida Gerarda (geb. Amsterdam 9-7-1900 – gest. Amsterdam 8-6-1969), slaviste, vertaalster. Dochter van Gerardus Johannes Schot (1868-1940), kantoorbediende, later procuratiehouder, en Gozine Pool (1872-1958). Aleida Schot bleef ongehuwd.

Aleida (Leida) Schot kwam ter wereld als derde kind in een Amsterdams gezin, waar ze een ongelukkige jeugd had. Het huwelijk van haar ouders – de vader had een ondergeschikte positie in het bedrijfsleven, de moeder was energiek en overheersend – strandde in 1904, een jaar na de geboorte van een vierde kind. De oudste, een broertje, was toen al overleden. Leida en haar zus bleven bij de vader, hun broertje bleef bij de moeder en droeg later de achternaam Pool. Leida’s moeder zou nog drie kinderen krijgen, ook met de naam Pool. Op haar twaalfde ging Leida naar de Meisjes-H.B.S. op de Keizersgracht. Ze was geïnteresseerd in talen en genoot van de lessen van haar lerares Engels, Gerarda Lely, met wie ze later bevriend raakte. Het was dan ook niet verwonderlijk dat Leida koos voor een mo-opleiding Engels en later Engels ging studeren aan de Universiteit van Amsterdam. Ze bleef thuis bij haar vader wonen.

Russisch

In 1930 deed Aleida Schot haar doctoraalexamen. In datzelfde jaar liep ze een keer bij vergissing de collegezaal van de Russische historicus Bruno Becker binnen, die kort daarvoor was benoemd tot bijzonder hoogleraar in de Oost-Europese cultuurgeschiedenis en ook Russische taal- en letterkunde doceerde. Zijn colleges waren voor Aleida een openbaring en ze stortte zich op het Russisch. In korte tijd maakte ze zich de taal eigen. Om aan de kost te komen borduurde ze voor een firma patronen na om de bruikbaarheid van de ontwerpen te toetsen.

In 1934 werd van Aleida Schot een eerste vertaling uit het Russisch uitgegeven (in samenwerking met Becker): De zaak Kornet Jelagin van I.A. Boenin, die het jaar ervoor de Nobelprijs voor de literatuur had ontvangen. In 1935 volgde een vertaling, ook met Becker, van novellen van V.M. Garsjin, Een roode bloem. Een nacht, door Aleida bovendien voorzien van een inleiding. Eind 1936 verscheen in het kader van de herdenking van de honderdste sterfdag van Alexander Poesjkin haar vertaling van enkele novellen en gedichten onder de titel Schoppenvrouw. De verhalen van wijlen Iwan Petrowitsj Bjelkin. Ook hierbij schreef zij een inleiding. De reacties in de pers waren over het algemeen positief. Zo was C.J. Kelk lovend en sprak van een voortreffelijke inleiding (Provinciale Overijsselsche Courant, 30-1-1937). Alleen Menno ter Braak was negatief. Hij vond de vertaling van de gedichten ‘gerijmel’ en de inleiding ‘nietszeggende schoolboekjesstijl’ (Het Vaderland, 29-11-1936).

Kort na de dood van haar vader in mei 1940 verhuisde Aleida Schot naar een paar huurkamers op een zolder in de Beethovenstraat (nr. 82). De bezettingsjaren waren voor haar een tijd van bittere armoede. Waarschijnlijk werkte ze aan een dissertatie over de kleine tragedies van Poesjkin en deed ze vertaalwerk. Van een promotie is het echter nooit gekomen.

In de naoorlogse jaren leverde Aleida Schot een stroom aan vertalingen af. Ze voldeed hiermee aan een grote behoefte, want vóór die tijd waren vertalingen van Russische schrijvers tot stand gekomen via het Frans, Duits of Engels. Ze bracht Tsjechov, Poesjkin, Toergenjev, Tolstoj, Gogolj en minder bekenden als Lermontov en Garsjin. Haar werk was van hoog niveau, ook door haar grote inlevingsvermogen. Over elk woord werd langdurig gewikt en gewogen. ‘Lezen is een oppervlakkig contact met de auteur,’ merkte ze eens op, ‘vertalen is een nauwe verhouding’ (gecit. Levensberichten, 180). Veel indruk maakten haar vertalingen van verhalen van Tsjechov, de bundel Meesters der Russische Vertelkunst (1948) en – in opdracht van theatergezelschap Comedia – Tsjechovs toneelstukken Oom Wanja, De drie zusters en De kersenbongerd (1953).

Schot richtte met Becker de studievereniging Beseda op (Russisch voor gesprek), was actief in schrijversvereniging PEN-centrum Nederland en streed in de Vereniging van Letterkundigen voor een betere honorering van vertalers.

‘Assepoester onder de kunsten’

Aleida Schot trad in 1950 in dienst van de Universiteit van Amsterdam, waar ze cursussen Nederlands gaf aan Engelstalige studenten en een practicum taalbeheersing aan studenten Neerlandistiek. In die jaren begon uitgeverij G.A. van Oorschot onder supervisie van de vertaler Charles Timmer met een project dat zou uitgroeien tot De Russische Bibliotheek. Pijnlijk was dat Aleida Schot, de bekendste vertaalster uit het Russisch, hierbuiten werd gehouden. Erkenning kreeg ze wel toen ze eind januari 1955 – geëmotioneerd – de eerste Nijhoff-vertaalprijs in ontvangst mocht nemen. Volgens de jury muntte haar wijze van vertalen uit door zorgvuldigheid en bleef geen woord onuitgedrukt. Daarbij was haar Nederlands van een zo grote zuiverheid dat men bijna zou vergeten met vertalingen van doen te hebben. In haar dankwoord zei Aleida Schot dat deze prijs het vertalen, ‘tot nog toe de Assepoester onder de kunsten’, als met een toverstaf had aangeraakt en van nu af toegang verleende ‘tot het bal waar haar meer bevoorrechte zusters al zo lang rechtens ten dans worden geleid’.

In 1964 trok Aleida Schot in bij haar oude leermeester Becker, nadat zijn vrouw twee jaar eerder was overleden. In 1968, het jaar waarin Becker zelf stierf, nam ze afscheid van de universiteit. De revolutionaire geest die rondwaarde op het Instituut voor Neerlandistiek stond haar niet aan. Aleida Schot overleed onverwacht op 8 juni 1969 in de Boerhave kliniek aan een hersenvliesontsteking, op de leeftijd van 68 jaar. Ze werd in stilte gecremeerd.

Al tijdens haar leven had Aleida Schot een stichting opgericht ‘ter bevordering van de kunst van het vertalen’, en daaraan verbonden de ‘Aleida Schotprijs’ voor de beste vertaling in het Nederlands uit een van de Slavische talen. Deze tweejaarlijkse prijs, die pas in 1981 voor het eerst kon worden uitgeloofd, bestaat nog steeds.

Betekenis

Aleida Schot groeide na de oorlog uit tot een van de meest vooraanstaande Nederlandse vertalers uit het Russisch. Zij was nuchter, kritisch, scherp en genadeloos gewapend met spot en sarcasme, aldus haar biograaf Pitlo in zijn Levensbericht voor de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1976). Daarbij was ze wars van alle dweperij met het Sovjet-systeem. Ze zette nooit een voet in de Sovjet Unie en vertaalde geen enkel werk uit het communistische Rusland. Háár Rusland eindigde in 1917. Alfred Kossmann roemde haar ‘feilloze liefde voor literatuur’ (Het Vrije Volk, 28-7-1969).

Naslagwerken

BWN (lemma Bruno Becker); Levensberichten.

Archivalia

  • Stadsarchief, Amsterdam: Gezinskaart, Woningkaart.
  • Literatuurmuseum, Den Haag: Archief Aleida Schot.

Publicaties

Voor een overzicht zie: Jaarboek Maatschappij der Nederlandse Letterkunde 1976, 184-186. Ook: URL www.aleidaschotstichting.nl [geraadpleegd 26-4-2017].

Literatuur

  • Karel van het Reve, Twee minuten stilte (Amsterdam 1959).
  • Algemeen Handelsblad, 12-6-1969.
  • Arjen Fortuin, Geert van Oorschot, uitgever (Amsterdam 2015).

Illustratie

Aleida Schot (m) ontvangt de Nijhoff-prijs, door J.D. Noske, 1955 (Nationaal Archief / Fotocollectie Anefo).

Auteur: Pauline Micheels (met dank aan Jan Gaasterland)

laatst gewijzigd: 05/01/2018