Schaaf, Trijntje van der (1882-1973)

 
English | Nederlands

SCHAAF, Trijntje van der (geb. Terherne 29-4-1882 – gest. Bloemendaal 16-7-1973), onderwijzeres, schrijfster en dichteres. Dochter van Sjoerd Jans van der Schaaf (1843-1912), timmerman, kruidenier en brandstoffenhandelaar, en Antje Thomas Boetje (1849-1942), hoedenmaakster en pensionhoudster. Nine van de Schaaf bleef ongehuwd.

Trijntje (Nine) van der Schaaf werd geboren in Terherne, een dorp aan het Sneekermeer, als dochter van kleine zelfstandigen. Haar doopsgezinde ouders hadden socialistische sympathieën – Pieter Jelles Troelstra logeerde ooit bij hen en haar vader las thuis Multatuli voor. Nine had een oudere broer, Thomas (1878-1955). Drie andere kinderen stierven kort na de geboorte. In 1888 verhuisde het gezin naar het nabijgelegen Akkrum, waar haar ouders eerst een kruidenierswinkel en later een brandstoffenhandel hadden. Na de lagere school (1894) ging Nine haar moeder helpen in de huishouding.

In 1899 kreeg Nine via predikant D. Kossen een betrekking als tweede meisje bij de weduwe De Frémery-Hisser in Den Haag. Deze stelde haar in staat de akte Lager Onderwijs te halen. Vanaf 1900 werkte ze als kwekelinge aan de openbare school in de De Gheijnstraat te Den Haag. In deze tijd publiceerde ze het kinderverhaal ‘Na regen komt zonneschijn’ (1900) in Voor onze Meisjes, het tijdschrift van Thérèse Hoven. Ook stond ze in contact met Margaretha Meyboom: ze maakte borduurwerk voor Coöperatieve Vereeniging De Wekker van Meyboom en leverde in 1902 bijdragen aan haar tijdschrift voor dames, Lente.

Huishoudelijke hulp

Na korte tijd terug te zijn geweest in Akkrum om haar moeder te helpen werd Nine van der Schaaf in 1904 huishoudster bij twee maatschappelijk werksters in Amsterdam: Gijs Hesselink en Lize Uyldert. Zo kwam ze in contact met de schrijver Maurice Uyldert, en via hem met Albert Verwey. Hij was enthousiast over haar werk en plaatste in 1905 haar sprookjesverhaal ‘Santos en Lypra’ in zijn tijdschrift De Beweging. In de jaren daarna zouden haar romans (als feuilleton) en gedichten in De Beweging verschijnen. Ook publiceerde zij toneelstukken in Groot Nederland, Onze Eeuw en De Stem. Dit vroege werk ging vooral over een sprookjesachtige onwerkelijkheid.

Via de SDAP, waar Nine van der Schaaf in 1905 lid van was geworden, werkte ze in het voorjaar van 1907 als huishoudster bij de socialist Anton Pannekoek in Berlijn. Na enkele onprettige betrekkingen (in Warnsveld en Aerdenhout) ontfermden Albert Verwey en Kitty van Vloten zich later dat jaar over haar. Ruim een jaar woonde ze bij hen in: ’s ochtends werkte ze in de huishouding, de rest van de dag kon ze schrijven. In november 1908 werd ze onderwijzeres op Ameland, maar vanwege tuberculose moest ze haar baan na drie jaar opzeggen. Ze vond onderdak aan de Zonstraat in Driebergen bij de dichtersweduwe Mientje Gutteling-de Vries, die met haar meeging toen ze in de winter van 1911-1912 moest kuren in Montreux. Na haar genezing (1914) hield Van der Schaaf nog jaren last van migraine. Financiële steun van het Tollens-fonds, het Willem Kloos-Fonds en Kitty van Vloten behoedden haar voor echte armoede. In 1917 verhuisde Nine van der Schaaf met haar moeder – haar vader was in 1912 overleden – naar een huisje aan de Van Heemstraweg in Driebergen, naast Mientje Gutteling.

Schrijfster

In Driebergen begon Nine van der Schaaf – inmiddels 35 jaar – te schrijven over het werkelijke leven, Geïnspireerd op haar jeugd in Friesland. Ook schreef ze poëzie. Ze was ambitieus en wilde van haar pen leven. In 1919 kwam ze met een bundel Poëzie. Bij het grote publiek bleef de bundel vrijwel onopgemerkt, maar kenners beschouwden de publicatie als een gebeurtenis: Hendrik Marsman prees haar als de enige levende Nederlandse dichteres die voor de jongeren van betekenis was. Later (in 1932) noemde Victor E. van Vriesland de bundel baanbrekend en vernieuwend.

In februari 1925 betrok Van der Schaaf met haar moeder een woning aan de Kruidbergerweg (nr. 32) in Santpoort. Dat jaar was ze enige tijd lid van de Communistische Partij Holland. Ze had nauw contact met het uitgeversechtpaar Mees-Verwey, dat ook in Santpoort woonde. Bij hen verscheen een tweede verzenbundel: Naar het Onzichtbare (1929).

De roman Heerk Wallig die een veertig jaar geleden jong was (verschenen in De Beweging) kwam in 1921 uit als boek, onder de titel Friesch Dorpsleven. Met Friesch dorpsleven had Van der Schaaf een bescheiden succes: het werd driemaal herdrukt. Haar – rijmloze – gedichten verschenen in diverse tijdschriften, kranten en bloemlezingen. Daarna verschenen de romans Liefde van een dwaas (1937) en Het Leven van Karel de Stoute (1938). De kritiek – bijvoorbeeld van Menno ter Braak en Annie Romein-Verschoor – was vrij gunstig. Ondanks haar teruggetrokken bestaan werd ze een bekende auteur.

Collaboratie

Hevig geïnteresseerd in wat zich in de wereld afspeelde, ontwikkelde Van der Schaaf belangstelling voor nieuwe politieke bewegingen. Na haar korte lidmaatschap van de CPH koesterde ze een tijd lang hoge verwachtingen van het nationaal-socialisme. Begin 1940 zette ze haar gedachten op papier: ‘Goed en kwaad’ (onuitgegeven). Hierin betoogt ze dat het kwade – in casu Hitler – soms door de ‘wereldwil’ als instrument gebruikt wordt om het goede te bewerkstelligen. Het goede was in haar ogen: de eenheid van Europa. Later in de oorlog kwam zij op deze gedachte terug, en dit stuk bleef ongepubliceerd.

Van der Schaaf sloot zich in 1942 aan bij de Kultuurkamer en ontving van 1941 tot 1944 een jaarlijkse subsidie van duizend gulden van het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten. Ze publiceerde tijdens de oorlogsjaren drie romans; ook haar werk over Karel de Stoute werd herdrukt. In het nationaal-socialistische tijdschrift De Waag (8-5-1942) verscheen een artikel over haar. Na de oorlog werd ze lid van de Partij van de Arbeid en het Humanistisch Verbond. Haar wat dubieuze houding in de oorlog was bekend, maar werd haar niet al te zeer aangerekend. In een interview met Clara Eggink (De Telegraaf, 6-9-1958) vertelde ze openhartig over haar nationaal-socialistische sympathie.

In de jaren vijftig liep het gezichtsvermogen van Nine van der Schaaf sterk terug, waardoor ze na 1958 niet meer tot schrijven in staat was. Vanaf 1957 woonde in het bejaardenpension van de hoogleraar Leendertz aan de Pinellaan 15 in Santpoort-Zuid. Door de opbrengst van de verkoop van het huisje aan de Kruidbergweg, een erfenis van een Friese oom, een uitkering van het rijk en toelagen uit doopsgezinde fondsen, kon zij tot aan haar dood toe onbezorgd leven.

In 1960 werd ze tot lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde benoemd en in 1962 tot erelid van de Vereniging van Letterkundigen. Ze overleed na een ziekbed van enkele dagen op 16 juli 1973 en werd op donderdag 19 juli 1973 te Velsen gecremeerd.

Reputatie

Van der Schaaf was een vertegenwoordigster van de neoromantiek en het symbolisme. Haar latere werk is realistischer, maar toch altijd met een sprookjesachtige, dromerige sfeer. Ze was een onafhankelijke autodidact van wie het werk in kleine kring en door de literaire kritiek werd gewaardeerd, maar een breed publiek heeft ze nooit bereikt – daarvoor was haar werk te ongrijpbaar en apart.

Naslagwerken

Van Bork/Verkruijsse; Ter Laan; Levensberichten.

Archivalia

  • Letterkundig Museum, Den Haag: brieven en een map niet nader gecatalogiseerde archivalia.
  • Tresoar, Leeuwarden: knipsel- handschriften en brievencollectie over en van Nine van der Schaaf.

Publicaties

Voor een overzicht van haar werk, zie DBNL.

Literatuur

  • Annie Romein-Verschoor, De Nederlandsche romanschrijfster na 1880. Een literair-sociologische studie (Utrecht 1935).
  • M.W., ‘Nine van der Schaaf, een eenzame figuur in de Nederlandsche letteren’, De Waag, 8-5-1942, 1082.
  • Norma de Vilder, Nina van der Schaaf. Romanschrijfster (Gent 1957) [licentiaatsverhandeling Gent].
  • Clara Eggink, ‘Dichteres van “koel begrijpen”’, De Telegraaf, 6-9-1958.
  • Victor E. van Vriesland, ‘Droom uit voorbijen tijd’, Onderzoek en vertoog 1 (Amsterdam 1958) 348-354.
  • Sjoerd van der Schaaf jr., ‘Bij de dood van Nine van der Schaaf’, Leeuwarder Courant, 21-7-1973.
  • Tineke Steenmeijer-Wielenga, ‘Sherazade van het neevlig Noorden’, Trotwaer 17 (1985) nr. 1, 3-22.

Illustratie

Nine van der Schaaf, door onbekende fotograaf, ongedateerd (Tresoar, Leeuwarden).

Auteur: Arno van der Valk

 

 

laatst gewijzigd: 02/10/2017