Beieren, Sabina van (1528-1578)

 
English | Nederlands

BEIEREN, Sabina van, ook bekend als Sabina van de Palts (geb. Simmern, Duitsland 1528 – gest. Antwerpen 5-7-1578), vrouw van de in 1568 onthoofde graaf Egmont. Dochter van Johan II van de Palts-Simmern, graaf van Sponheim (1492-1557), en markgravin Beatrix van Baden (1492-1535). Sabina van Beieren trouwde op 8-5-1544 in Spiers (Duitsland) met Lamoraal graaf van Egmont (1522-1568). Uit dit huwelijk werden 13 kinderen geboren, van wie 8 dochters en 3 zoons de volwassen leeftijd bereikten.

Sabina van Beieren stamde uit een zijtak van het illustere Duitse vorstengeslacht Wittelsbach, dat zowel de keurvorsten van de Palts als de hertogen van Beieren leverde. Ze was het tiende en voorlaatste kind van paltsgraaf Johan van Simmern-Sponheim en markgravin Beatrix van Baden. Na de dood van haar moeder in 1557 werd ze opgenomen in het gezin van haar machtige verwant Frederik II, keurvorst van de Palts en diens vrouw Dorothea van Denemarken. Sabina’s nieuwe pleegmoeder was een nicht van keizer Karel V.

Grande dame in Brussel

Op zestienjarige leeftijd trad Sabina in het huwelijk met de Nederlandse graaf Lamoraal van Egmont. Het huwelijk, mede geregeld door Karel V, werd voltrokken tijdens de Rijksdag in Spiers (1544), in aanwezigheid van de keizer, zijn familie en andere leden van de Duitse adel. Vanwege haar adellijke afkomst en Habsburgse banden was Sabina voor Lamoraal een aantrekkelijke partij. Als een van de rijkste edelen en een van de meest getalenteerde veldheren van de Nederlanden – die bovendien nog jong was – was Lamoraal voor Sabina ook een goede partij. Na de bruiloft vestigde het echtpaar zich in Brussel, waar Sabina deel ging uitmaken van het Brusselse hofleven. Zij zat regelmatig aan met keizer Karel V en diens zuster Maria van Hongarije, landvoogdes van de Nederlanden. Als lid van de Habsburgse elite en echtgenote van een succesvol veldheer leidde ze het leven van een grande dame. Intussen bleek het huwelijk ook uiterst vruchtbaar. Tussen 1545 en 1568 werden dertien kinderen geboren, van wie acht dochters en drie zoons de volwassen leeftijd bereikten.

In 1559 werd Sabina’s oudste broer (Frederik) keurvorst van de Palts. Daarmee trad hij toe tot het illustere en exclusieve gezelschap van Duitse keurvorsten. De graaf en gravin van Egmont reisden ter gelegenheid hiervan af naar Heidelberg. Het was voor het eerst in vijftien jaar dat Sabina haar familie terugzag. Saillant detail van deze reis is dat Sabina zwanger was. Dat was door Egmont zelf als reden gezien om het bezoek vooral niet te lang te laten duren. Kennelijk wilde de graaf dat zijn kinderen in de Nederlanden geboren werden en niet in het gebied van Sabina’s familie. Het was echter meer dan een familiebezoek. Lamoraal had opdracht gekregen van Filips II om haar broer zijn gelukwensen over te brengen en hem te verzekeren van Filips’ welwillendheid ten opzichte van de Duitse vorsten. Filips wilde op die manier zijn banden met de Duitse vorsten verbeteren. Het mocht niet baten: mede vanwege Frederiks overgang naar het calvinisme onderhield het Habsburgse regime in de Nederlanden geen contact meer met hem. Ook Sabina correspondeerde maar weinig met haar talrijke broers en zusters, die waren overgegaan tot het nieuwe geloof. Lamoraal en zij bleven katholiek. Als intermediair tussen haar echtgenoot en de Duitse adel kon Sabina haar man dus niet echt van dienst zijn.

In de Nederlanden gold Sabina als een van de meest vooraanstaande vrouwen van het land. Dit werd vooral duidelijk tijdens de landvoogdij van Margaretha van Parma. Als hertogin voerde Margaretha een hofstaat waarin een prominente plaats was ingeruimd voor hofdames. Sabina speelde samen met Anna van Saksen, de echtgenote van Willem van Oranje, een belangrijke rol in dat hofleven. Volgens verschillende biografen van Egmont bestond er een zodanige rivaliteit tussen de twee dames dat zij elkaar de voorrang weigerden en zich dientengevolge steeds gelijktijdig door deuropeningen wrongen. Deze rivaliteit zou door Margaretha van Parma nog zijn aangewakkerd om de samenwerking tussen de echtgenoten Egmont en Oranje te ondergraven – een mooie anekdote die echter niet direct door de bronnen wordt ondersteund. Op het huwelijksfeest van Margaretha’s zoon Alexander Farnese in Brussel leek er niets aan de hand: Sabina danste er met Willem van Oranje, Lamoraal van Egmont met Anna van Saksen.

Arrestatie en dood van Lamoraal

Aan het geprivilegieerde leven van Sabina van Beieren kwam een eind toen Lamoraal van Egmont in 1567 werd gearresteerd door de hertog van Alva op beschuldiging van hoogverraad. Direct na de arrestatie begon Sabina haar ruime internationale netwerk aan te spreken om hem vrij te krijgen: de ridders van de Orde van het Gulden Vlies – waartoe Lamoraal behoorde –, familieleden in de Duitse landen, zoals haar broer Frederik III en haar Wittelsbacher verwanten in Beieren, keizer Maximiliaan II, koningin Elisabeth van Engeland en zelfs de paus. Ook stuurde zij Hincart, een edelman uit haar huishouden, naar Frankrijk en Spanje om de belangen van haar echtgenoot te behartigen. Volgens de privileges van het Gulden Vlies had Egmont namelijk het recht om uitsluitend door zijn ordebroeders berecht te worden. Daaraan moest haar boodschapper koningin Elisabeth van Valois, Filips’ favoriet Ruy Gómez de Silva en zijn biechtvader De la Cueva herinneren. Sabina deinsde er niet voor terug om zelfs koning Filips II onder druk te zetten. In een brief aan hem schrijft ze dat hij toch niet zal willen dat ze in het buitenland steun gaat zoeken, terwijl zij door zijn eigen vader naar de Nederlanden was gehaald. Hoewel er in brede kring sympathie bestond voor Lamoraal en men zijn lot betreurde – zelfs voormalige tegenstrevers als Granvelle – slaagde men er niet in zijn leven te redden. Op 5 juni 1568 werd hij op de Grote Markt van Brussel onthoofd.

De gevangenname en executie van Lamoraal van Egmont hadden grote gevolgen voor Sabina van Beieren. Al direct na zijn arrestatie werden al zijn goederen geconfisqueerd. Sabina moest met haar schare kinderen haar paleis in Brussel verlaten. Berooid trok ze zich met haar kinderen terug in het klooster La Cambre (Ter Kamere) in de buurt van Brussel. Zelfs de hertog van Alva vond dit te gortig en wist Filips II ertoe te bewegen haar een jaargeld toe te kennen. In 1571 kreeg ze toestemming het familiekasteel Gaesbeek te bewonen, drie jaar later – in 1574 – kreeg ze van de magistraat van Antwerpen daar een woning toegewezen. Dankzij de pacificatie van Gent kreeg ze in 1576 alle geconfisqueerde goederen terug.

De zorg voor haar kinderen hield Sabina steeds bezig. Enkele van haar dochters namen de sluier aan; haar oudste trouwde met Joris van Horn, zoon van de nieuwe eigenaar van kasteel Gaesbeek. De oudste zoon, Filips, vocht rond 1575 nog voor Willem van Oranje, maar stapte rond 1576 over naar het koninklijke kamp – wat ongetwijfeld te maken had met de teruggave van de familiegoederen. Hij was nog maar juist aangesteld als kolonel in het koninklijke leger toen de Spaanse furie uitbarstte in Antwerpen. Filips werd door de muitende troepen gevangengenomen. Sabina heeft hemel en aarde bewogen om haar zoon vrij te krijgen.

In 1578 overleed Sabina van Beieren in Antwerpen. Volgens haar testament droeg ze de zorg voor haar kinderen op aan Willem van Oranje. Haar lichaam werd bijgezet in de grafkelder van de Egmonts in Zottegem, waar ook Lamoraals lichaam rustte.

Reputatie

Sabina van Beieren figureert in de vakliteratuur over de Opstand als een van de voorbeelden die de vernedering van de Nederlandse edelen door de hertog van Alva illustreren. Haar zeer hoogadellijke afkomst stond in schril contrast met de ontberingen en armoede die ze na 1568 moest lijden. Thomas Asselijn verwerkte dit thema in zijn toneelstuk De dood van de graven Egmond en Hoorne uit 1685, dat gedurende de zeventiende en achttiende eeuw veel werd uitgevoerd. Goethe, de bekendste auteur die een stuk schreef over Egmont, negeerde haar echter volkomen. In zijn toneelstuk Egmont verving hij Egmonts loyale echtgenote en haar elf kinderen door het burgermeisje Klärchen, met wie de graaf een hartstochtelijk liefdesrelatie zou hebben gehad.

Literatuur

  • G. Dansaert, Une belle figure de femme aimante au XVIe siècle. La comtesse Lamoral d'Egmont (Brussel 1934).
  • R. Avermaete, Lamoral d’Egmont, 1523-1568 (Brussel 1943).
  • L. De Vos, ‘Het huwelijk van Lamoraal van Egmont met Sabine van Beieren', Jaarboek van de Zottegemse Culturele Kring (1960-1961) 7-52.
  • B. De Troeyer, Lamoraal van Egmont. Een critische studie over zijn rol in de jaren 1559-1564 in verband met het schuldvraagstuk (Brussel 1961).
  • W.C. Mees, Lamoraal van Egmond (Assen 1963).
  • H. van Nuffel, Lamoraal van Egmont in de geschiedenis, literatuur, beeldende kunst en legende (Leuven/Parijs 1968).
  • H. Raab, ‘Sabine von Simmern, Gemahlin des Grafen Egmont’, Zeitschrift für bayerische Landesgeschichte 44 (1981) 233-240.
  • A. Goosens, Le comte Lamoral d'Egmont (1522-1568): les aléas du pouvoir de la haute noblesse à l'aube de la révolte des Pays-Bas (Mons 2003).
  • Els Kloek, ‘De weduwen van Egmont en Horne. Sabina van Beieren (1528-1578) en Walburgis van Nieuwenaer (1522-1600)’, Spiegel Historiael 40 (2005) 299-304, 353.
  • A. Goosens, Slachtoffer van verraad en intrige. Graaf Lamoraal van Egmond, 1522-1568 (Leuven 2007) [uit het Frans vert. door H. Vandormael].
  • L. Geevers, Gevallen vazallen. De integratie van Oranje, Egmont en Horn in de Spaans-Habsburgse monarchie (1559-1567) (Amsterdam 2008).
  • Rengenier C. Rittersma, Egmont da capo – eine mythogenetische Studie (Münster 2009).

Illustratie

Getekend portret. Uit: de Receuils d’Arras (Koninklijke Bibliotheek, Den Haag).

Auteur: Liesbeth Geevers

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 119

laatst gewijzigd: 13/01/2014