Oven, Rosette Judica van (1885-1969)

 
English | Nederlands

OVEN, Rosette Judica van (geb. Amsterdam 6-8-1885 – gest. Málaga, Spanje 22-4-1969), journaliste, schrijfster, vertaalster. Dochter van Levie van Oven (1848-1934), commissionair in effecten, en Vrouwtje Kalker (1854-1942). Ro van Oven had vanaf circa 1919 een relatie met Pieter Willem van Baarsel (1879-1949), grafisch ontwerper en kunstenaar. Uit deze relatie werd 1 zoon geboren.

Ro van Oven groeide met haar drie jaar jongere broer Emanuel op in een tamelijk welgesteld joods gezin in Amsterdam. Een ouder zusje stierf al voor Ro’s geboorte. De vader was commissionair in effecten en vanaf 1900 regent van het Nederlandsch Israëlitisch Jongensweeshuis. De kinderen werden orthodox opgevoed. In 1893 verhuisde het gezin naar Hilversum. Daar voelde Ro zich op de openbare lagere school een buitenbeentje: ze mocht op zaterdagen en joodse feestdagen niet naar school en kreeg religieus onderwijs. Wel mocht zij sporten (zwemmen, schaatsen, turnen, tennissen en fietsen) en dansen. Ro ging naar het gymnasium in Amsterdam, waar het gezin vanaf 1902 ook weer woonde. Na het behalen van haar A-diploma in 1905 ging ze Nederlands studeren aan de Gemeente Universiteit. Ze sloot zich aan bij de Nederlandsche Zionistische Studenten-Organisatie.

Zelfstandig en vrij

Ro van Oven slaagde in 1909 voor het kandidaatsexamen, maar maakte haar studie niet af. Ze werkte een tijdlang in een antiquariaat, deed vertaalwerk en verloofde zich rond 1911 met Alex van Spiegel, de broer van een vriendin. In 1912 werd ze tweede secretaresse van de historische afdeling van de tentoonstelling ‘De vrouw 1813-1913’, waarvoor ze het boekje Vrouwenarbeid voor honderd jaar schreef. Dat jaar kreeg ze ƒ 2,50 betaald voor haar eerste artikel in De Vrouw en haar Huis, het damesblad van Elis. Rogge. Bijdragen voor Eigen Haard, Haagsche Post en De [Groene] Amsterdammer volgden. Niet veel later werd Van Oven actief bij de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht. De plotselinge dood van haar verloofde in september 1915 was een keerpunt in haar leven. Ze besloot, dertig jaar oud, voortaan ‘zelfstandig en vrij’ te zijn en in haar eigen onderhoud te voorzien (Enquête 1937). Op de kunstredactie van De Telegraaf vond ze een baan, waarmee ze terecht kwam in een liberale omgeving. In maart 1916 ging ze op zichzelf wonen.

Rond 1919 kreeg Ro van Oven een relatie met een getrouwde man: grafisch vormgever en kunstenaar Pieter Willem van Baarsel, die bij het Rijksprentenkabinet werkte. Toen ze in 1920 zwanger werd, verhuisde ze naar Parijs – ze woonde er in Montmartre –, waar in december zoon Peter ter wereld kwam. In 1921 vond Van Oven woonruimte voor zichzelf en haar zoon in Amsterdam en ging daar weer aan de slag. Van Baarsel bleef aanvankelijk in Blaricum wonen, maar trok halverwege de jaren dertig definitief in bij Van Oven, die hun relatie zelf omschreef als een ‘vrij huwelijk’ (Enquête 1937).

De kost verdienen

In de vooroorlogse jaren werkte Ro van Oven als freelancer voor onder meer Elsevier's Maandschrift, Vragen van den Dag, Op de Hoogte, Maandblad voor Beeldende Kunsten, De Huishouding, Het Vaderland, De Vrijdagavond en NRC. Vanaf 1928 was ze een paar jaar hoofdredactrice van het geïllustreerde blad Buiten. Ze gaf lezingen (onder meer over Parijs) en was enkele malen op de radio te horen tijdens het kinder- en het vrouwenuurtje. In 1929 en 1930 werkte ze mee aan Het vrouwenjaarboek.

Van Oven schreef vaak over kunstnijverheid en woninginrichting, maar was bijvoorbeeld ook (rechtbank)verslaggeefster en recensent van (jeugd)boeken. In een aantal artikelen maakte ze zich sterk voor het recht van vrouwen op betaald werk (bijv. De Groene Amsterdammer, 18-4-1931) – rond 1933 was ze een jaar lang bestuurslid van de Vereeniging voor Werkende Vrouwen. Na een reis met collega-journalisten naar Hongarije, in 1933, schreef zij enkele artikelen over Hongarije en de positie van vrouwen in dat land. In 1936 werden zij en de andere deelnemende journalisten onderscheiden met de Hongaarse Pro Deo et Patria-medaille.

Haar eerste roman, Hendrickje Stoffels, publiceerde Ro van Oven toen zij 51 was. Van Baarsel ontwierp het omslag. Het onderwerp sleepte haar mee, zei ze in een interview: ‘hele dagen, ja weken, wás ik Hendrickje’ (De Ruyter-van der Feer 1937). Vermoedelijk voelde ze verwantschap met de geliefde van Rembrandt, ongehuwde moeder van diens dochter. Hierna schreef Van Oven nog enkele historische en jeugdromans.

Eind 1936 werd Ro van Oven lid van de Nederlandsche Vrouwenclub (NVC). Ze werd er actief in de bibliotheekcommissie en schreef bijdragen voor het cluborgaan. In advertenties bood zij cursussen aan over ‘culturele en sociale toestanden’ en over moderne woningen en woninginrichting (De Bode, 16-9-1938).

De oorlog en daarna

Omstreeks 1942 moest Ro van Oven zich vanwege haar Joodse achtergrond steeds meer uit het openbare leven terugtrekken. Haar boek Het huis aan de kade, een geschiedenis van het Rijksmuseum, verscheen dat jaar onder het pseudoniem A. Muermans. In juli 1943 verhuisde Van Oven van de Van Breestraat, waar zij en Van Baarsel op dat moment woonden, zonder haar – niet-Joodse – man naar de Deurloostraat. Waarschijnlijk is zij daarna ondergedoken. Tijdens de Hongerwinter kreeg Van Oven voedselsteun via de ondergrondse organisatie B² C², die mensen uit de culturele sector bijstond.

Na de Bevrijding keerde Ro van Oven terug naar de Van Breestraat. In 1946 verscheen haar novelle Confrontatie met de vrijheid. Ze werd lid van de Vereniging van Letterkundigen, schrijversvereniging PEN en in 1950, een jaar na de dood van Van Baarsel, werd ‘R.J. van Baarsel-van Oven’, zoals ze zich soms noemde, lid van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Later dat jaar vertrok ze voor een aantal maanden naar de Verenigde Staten, daarbij gebruikmakend van de NVC-contacten met de General Federation of Women's Clubs. In 1952 deed zij in Vrij Nederland en in het mededelingenblad van de NVC verslag van haar bevindingen in de VS. Dat jaar verscheen ook haar roman over de  schilderes Judith Leyster. Midden jaren vijftig schreef Van Oven artikelen over vormgeving voor het katholieke tijdschrift De Linie. Tijdens het Boekenbal van 1956 trad zij, samen met onder anderen Harry Mulisch, Mies Bouhuys en Harriët Freezer, op in het toneelstuk Het geheim van den Idioot.

In april 1963 verhuisde Ro van Oven naar Amersfoort en niet lang daarna naar een pension in Soestdijk. Door de ziekte van Paget (een botziekte) was zij niet goed ter been, maar geestelijk bleef ze vitaal. Ze logeerde regelmatig in Groningen, waar haar zoon als planoloog werkte en ging in 1967 nog naar het Boekenbal. Datzelfde jaar schrijft ze in De Tijd (29-3-1967) over het bejaardenpension waar zij woont en waar, zoals zij zegt, de dood in iedere kamer leeft, ook in de hare – ‘Hij is de trouwste van al mijn vrienden’. Haar echte vrienden waren vooral collega’s, zoals Elisabeth Augustin, Aya Zikken en Flora Stibbe. Ro van Oven stierf op 22 april 1969 tijdens een vakantie in Málaga. Ze werd 83 jaar oud.

Persoon en reputatie

Het leven van Ro van Oven verliep niet altijd even gemakkelijk, maar haar levenshouding bleef positief: ‘zolang je op aarde bent, is er volgens mij niets uitzichtsloos’, zei zij in 1962 tegen interviewster Caroline Euwe. Haar ‘feministische overtuiging’ kreeg Van Oven naar eigen zeggen ‘uit de noodzakelijkheid mezelf als mens te kunnen handhaven en als moeder voor mijn kind zelf te kunnen en mogen zorgen’ (Enquête 1937).

Volgens Euwe paste Ro van Oven in geen enkel stramien en had ze een ‘strikt gevoel voor eerlijkheid’, realiteitszin en humor, evenals een onbevooroordeeld oog ‘voor deze tijd’. Haar openheid van geest was ook af te lezen aan de inrichting van haar appartement, waarin zij Biedermeier-meubelen combineerde met een ‘moderne kuipstoel in zwart ijzerdraad’, een abstract schilderij en een moderne, speciaal voor haar ontworpen hanglamp.

Ro van Oven genoot bekendheid als schrijfster en journaliste. Dat bleek nog in 1965, toen ze vanwege haar tachtigste verjaardag werd geïnterviewd voor de AVRO-radio, eregast was op de jaarvergadering van PEN en op verzoek van vaktijdschrift De Journalist (16-10-1965) herinneringen ophaalde ‘uit de tijd toen een vrouw in de journalistiek nog niet algemeen aanvaard werd’.

 

Naslagwerken

Groot.

Archivalia

  • Stadsarchief, Amsterdam: Gezins- en archiefkaarten Rosette Judica van Oven en Pieter Willem van Baarsel.
  • Atria, Amsterdam: Archief Internationaal Archief voor de Vrouwenbeweging, toegang IIAV00000077, inv.nr. 472-51 (Enquête 1937, z.g. Veteranendoos’).
  • Literatuurmuseum, Den Haag: Archief, toegang. O 00457 (Ro van Oven); Brief van Anny Vermeulen-van Hengst aan Ro van Oven, 24-2-1921 [geraadpleegd 4-8-2022].

Publicaties

  • Vrouwenarbeid voor honderd jaar (Amsterdam 1913).
  • Hendrickje Stoffels. Roman uit het leven van Rembrandt (Amsterdam 1936).
  • Op de Dam no. 1 (Amsterdam 1938).
  • Tesseltje (Amsterdam 1939).
  • Het moet (Amsterdam [1940]).
  • Pseud. A. Muermans, Het huis aan de kade: de roemvolle historie van het Rijksmuseum te Amsterdam en van al die zaken, waarin een klein volk groot kan zijn (Amsterdam 1941 i.e. 1942).
  • Confrontatie met de vrijheid. Een novelle (Amsterdam 1946).
  • Een kind wordt geboren (Amsterdam 1948).
  • ‘Titus’, in: M.C. van Oven-van Doorn red., Op de zee en aan de wal. Grote verhalen voor jongens en meisjes (Leiden 1949).
  • Judith Leyster (Meppel/Djakarta 1952).

Literatuur

  • R. de Ruyter-van der Feer, ‘Ro van Oven vertelt over “Hendrickje Stoffels”’, Haagsche Courant, 3-3-1937.
  • Ed. Hoornik red., Singel 262. Zesentwintig biografieën (Amsterdam 1949) 56-57.
  • Caroline Euwe, ‘Ro van Oven houdt van een modern gedicht’, Elseviers Weekblad, 2-6-1962, 41.
  • Dirk de Jong, Het vrije boek in onvrije tijd. Bibliografie van illegale en clandestiene bellettrie (Schiedam 1978) 181, nr. 580.
  • Hans van der Veen red., Spelen onder spanning. Verhalen over theater tijdens de bezetting (Amsterdam 2005) 236.

Illustratie

Portretfoto, Atelier J. Merkelbach, 1919, Stadsarchief Amsterdam.

Auteur: Marloes Huiskamp

laatst gewijzigd: 06/08/2022