Lulofs, Maria Geertruida (1854-1954)

 
English | Nederlands

LULOFS, Maria Geertruida, vooral bekend als Marie Muller-Lulofs (geb. Amsterdam 1-9-1854 – gest. Utrecht 23-1-1954), armoedebestrijdster, oprichtster van Opleidingsinrichting voor Sociale Arbeid, de latere School voor Maatschappelijk Werk. Dochter van Claas Lulofs (1804-1869), handelaar in graan en tabak, en Bregtje Posthuma (1821?-1881). Maria Lulofs trouwde op 24-5-1877 in Amsterdam met Samuel Muller Fzn. (1848-1922), archivaris en historicus. Uit dit huwelijk werden 2 zoons en 1 dochter geboren.

Marie Lulofs groeide op aan de Keizersgracht in Amsterdam, als vierde en jongste kind van een doopsgezinde vader en een Nederlands-hervormde moeder. Ook de zes kinderen uit het eerste huwelijk van haar vader maakten deel uit van het gezin. Na de lagere school volgde Marie twee jaar voortgezet onderwijs op de meisjeskostschool van de Evangelische Broedergemeente of Hernhutters in Zeist. Daar kwamen haar talent voor pianospelen en passie voor het schrijven van opstellen tot uiting. Terug in Amsterdam wilde zij naar de meisjes-hbs, maar dat ging niet door omdat haar vader inmiddels was overleden (1870) en ze haar moeder moest helpen in de huishouding. Wel volgde zij lezingen over uiteenlopende onderwerpen bij letterkundige en culturele genootschappen.

Op 22-jarige leeftijd trouwde Marie Lulofs met Sam Muller Fzn., de beste vriend van haar broer Sicco en gemeentearchivaris van Utrecht. Het echtpaar vestigde zich in Utrecht (Maliebaan 17, nu 27), waar kort na elkaar Frits, Nico en Bertha werden geboren. Met een gezinsinkomen dat volstond om het huishouden aan dienstboden over te laten, kon Marie Muller-Lulofs zich richten op maatschappelijk vrijwilligerswerk.

Armenzorg

Marie Lulofs werd zich al jong bewust van haar welstand. Toen ze tien was, had ze gezien hoe een arm leeftijdgenootje verlangend stond te kijken naar de rijk gedekte tafel in het zomerverblijf van de familie Lulofs in de Haarlemmerhout. Sindsdien vond zij haar ‘eigen zonnebestaan’, zoals ze het later omschreef, niet langer vanzelfsprekend (Van Mensch tot Mensch, 43). Zij had het gevoel bevoorrecht te zijn en voelde zich verplicht zich voor de ‘onterfden’ in te zetten. Aanvankelijk was zij actief bij de Protestantenbond, maar daar voelde ze zich niet thuis. Ook in de opvattingen van de sociaal-democraten kon ze zich niet vinden: die legden naar haar mening te veel nadruk op de klassenstrijd. Uiteindelijk vond zij aansluiting bij de kring van sociaal-liberalen rond het Sociaal Weekblad, onder wie de bekende feministe en publiciste Hélène Mercier, die zij in een Amsterdamse volksgaarkeuken had leren kennen.

Toen haar oudste zoon in 1889 klaar was met de lagere school, begon Muller-Lulofs meer naar buiten te treden. Ze schreef artikelen voor het Sociaal Weekblad en het Utrechtsch Provinciaal en Stedelijk Dagblad over haar ervaringen en haar visie op de armenzorg, gaf lezingen en cursussen aan armbezoeksters en verdiepte zich in de ontwikkeling van de armenzorg in Nederland en in andere landen.

In 1890 richtte Muller-Lulofs samen met haar man en andere Utrechtse notabelen de Vereniging tot Verbetering van Armenzorg te Utrecht op. Doel was een einde te maken aan de willekeur van de particuliere bedeling en een respectvolle behandeling van bedeelden te bevorderen. Muller-Lulofs werd secretaresse en later voorzitster van de Commissie van huisbezoek, en in 1900 voorzitster van de hele vereniging. Als oprichtster en directrice van de Volkshuishoudschool (1895) zette ze zich in om ‘meisjes uit den arbeidersstand, die de lagere school hebben verlaten, te vormen tot degelijke dienstboden en huisvrouwen’ (Nieuwe Amersfoortse Courant, 12-10-1895).

Maatschappelijk werk

In 1899 stond Muller-Lulofs samen met Mercier, Arnold Kerdijk, Willem Treub en Louise Went aan de wieg van de eerste opleiding voor maatschappelijk werk ter wereld: de Opleidings-Inrichting voor Socialen Arbeid in Amsterdam (in 1904 omgedoopt tot School voor Maatschappelijk Werk en tegenwoordig onderdeel van de Hogeschool van Amsterdam). Ze stelde het eerste leerplan samen en was jarenlang lid van het schoolbestuur.

Muller-Lulofs nam daarnaast het initiatief tot de oprichting van een Commissie Bijstand aan Zieken voor thuisverpleging, een volkszangklas en een kinderbibliotheek. In 1904 kwam op haar initiatief in Utrecht een kindertehuis voor naschoolse opvang tot stand, in 1907 de NV Maatschappij tot Verbetering der Volkshuisvesting ‘Jaffa’ en in 1908 een Centraal Werkloozen Bureau. Datzelfde jaar was ze betrokken bij de oprichting van de Nederlandse Vereniging voor Armenzorg en Weldadigheid, waarvan ze meer dan 25 jaar bestuurslid zou zijn. In 1912 zette ze een hulpbank op om woekerrente te bestrijden – in 1926 omgezet in een Leen- en Spaarkas ­– en was ze betrokken bij de totstandkoming van de nieuwe Armenwet.

Ook op latere leeftijd bleef Muller-Lulofs zich met woord en daad inzetten voor de aanpassing van de maatschappelijke zorg aan de eisen van de tijd. Zo richtte zij in 1921 een Commissie voor Bijstand in Moeilijke Omstandigheden op, die tot doel had de nood onder de zogeheten ‘stille armen’ in de burgerklasse te lenigen. Tot op hoge leeftijd was zij voorzitter van de Vereeniging Zorg en Bijstand – pas in 1940 legde ze, op 84-jarige leeftijd, al haar werkzaamheden neer. Zij bleef zich inspannen voor een ‘karaktervormende’ opleiding voor sociale werksters die recht deed aan wat zij de ‘dubbele roeping’ van vrouwen noemde. Bij het vijftigjarig bestaan van de School voor Maatschappelijk Werk prees de inmiddels 95-jarige Muller-Lulofs de opleiding voor het afleveren van maatschappelijk werksters die tegelijkertijd ‘liefhebbende echtgenoten en verstandige, begrijpende moeders’ waren (gecit. Bervoets, BWN).

Marie Muller-Lulofs bleef tot het einde van haar leven helder van geest en schreef nog diverse artikelen. Wel had zij de laatste jaren last van toenemende doofheid. Zij stierf op 23 januari 1954 in Utrecht, op 99-jarige leeftijd, en werd enkele dagen later in Westerveld gecremeerd.

Betekenis

Marie Muller-Lulofs zette zich haar leven lang in ‘om de treurige gevolgen te ontlasten die de zegetocht der machine brengt over de arbeidersklasse’ (Van Mensch tot Mensch, 55). Ze was een boegbeeld van de nieuwe richting in het sociaal werk die de armenzorg wilde moderniseren. Die moest niet zomaar wat ‘liefhebberen’, maar zakelijk en met sociale kennis te werk gaan. Zij droeg veel bij aan de professionalisering van het sociaal werk en is geroemd om haar grote deskundigheid, haar nuchtere, kritische benadering en de ‘diepgaande belangstelling voor de individuele mens’ (Utrechts Nieuwsblad 1-9-1949).

In 1933 werd Muller-Lulofs bij het 25-jarig jubileum van de Nederlandse Vereniging voor Armenzorg en Weldadigheid benoemd tot Officier in de Orde van Oranje-Nassau, in 1938 tot Eredame in de Huisorde van Oranje. Op 28 november 1940 werd tegelijk met het vijftigjarig bestaan van de Vereniging tot Verbetering van Armenzorg te Utrecht ook het afscheid van Muller-Lulofs gevierd. Tijdens de feestelijke bijeenkomst in de aartsbisschoppelijke kapel van het Centraal Museum, sprak zij de herdenkingsrede uit en kreeg ze de zilveren stadsmedaille uitgereikt door burgemeester G. A. W. ter Pelkwijk. In 2013 werd op de Amstelcampus van de Hogeschool van Amsterdam het Muller-Lulofshuis geopend, dat verschillende sociaal-maatschappelijke opleidingen huisvest.

Naslagwerken

BWN; Utrechtse biografieën.

Archivalia

Het Utrechts Archief: toegang 821-3, Archief van de Vereniging Zorg en Bijstand te Utrecht (incl. Vereeniging tot Verbetering van Armenzorg te Utrecht).

Publicaties

Muller-Lulofs bundelde de teksten van tien van haar brochures in Van mensch tot mensch (Haarlem 1916). Voor een uitvoerige publicatielijst zie Bervoets, 175-176 en Simpelaar, 8-9.

Literatuur

  • Nieuwe Amersfoortse Courant (12-10-1895).
  • Willemijn Posthumus-van der Goot, Van moeder op dochter. De maatschappelijke positie van de vrouw in Nederland vanaf de Franse tijd (Leiden 1948).
  • ‘Mevrouw Muller-Lulofs 95 jaar geworden’, Utrechts Nieuwsblad (1-9-1949).
  • C. Brinkers, ‘De betekenis van Mevrouw M.G. Muller-Lulofs voor ‘‘Zorg en Bijstand’’’, Zorg en Bijstand (1954) 7-27.
  • Inge de Wilde, ‘Er is een heilig moéten, waartegen geen bezwaar is bestand. De betekenis van Hélène Mercier voor de vrouwenbeweging’, Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 6 (1985) 59-77.
  • Liesbeth Bervoets, Opvoeden tot sociale verantwoordelijkheid. De verzoening van wetenschap, ethiek en sekse in het sociaal werk in Nederland rond de eeuwwisseling (Amsterdam 1994).
  • Berteke Waaldijk, Het Amerika der vrouw. Sekse en geschiedenis van maatschappelijk werk in Nederland en de Verenigde Staten (Groningen 1996).
  • Liesbeth Simpelaar, ‘Mijn grootste fout is dat ik voor de fouten van de rijken niet hetzelfde geduld opbreng als voor die van de armen. Marie Muller-Lulofs, 1854-1954’ (online gepubl. uitgave Marie Kamphuis Archief 2011: URL http://www.mariekamphuisstichting.nl/portret/1.5.%20marie%20muller-lulofs%20socialecanon2011.pdf; geraadpleegd 28/9/2015].

Illustratie

Marie Muller-Lulofs, door onbekende kunstenaar, ca. 1933 (Het Utrechts Archief).

Auteur: Redactie

laatst gewijzigd: 29/08/2017