Lohman, Catharina Anna Maria de Savornin (1868-1930)

 
English | Nederlands

LOHMAN, Catharina Anna Maria de SAVORNIN, ook bekend onder het pseudoniem Flava (geb. Assen 14-1-1868 – gest. Den Haag 23-9-1930), schrijfster en journaliste. Dochter van Maurits Adriaan de Savornin Lohman (1832-1899), jurist, bestuurder en later zakenman, en Florentina Johanna Alberda van Ekenstein (1834-1889). Catharina de Savornin Lohman trouwde op 19-8-1915 in Apeldoorn met Hendrikus Theodorus Spoor (1858-1919), ontvanger der registratie en domeinen. Dit huwelijk bleef kinderloos.

Anna Lohman groeide op in Villa Rozenburg in de provinciestad Assen, waar haar vader bij het openbaar ministerie werkte. Haar beide ouders waren van adel. Als enig meisje, geboren na vier zoons, moest ze al jong haar bedlegerige moeder gezelschap houden. Haar ouders vonden een voortgezette opleiding niet nodig: het familiefortuin zou wel voor een goede huwelijkspartner zorgen. Na de dood van een van haar broertjes veranderde haar moeder van een vrijzinnige gelovige in een orthodoxe calviniste, wat bepalend werd voor Anna’s opvoeding: uitgaan of theaterbezoek was voortaan taboe. Lezen werd haar grote troost en de sterke band met haar vader hield haar staande. In 1884 verhuisde het gezin naar Den Haag, waar Maurits Lohman was benoemd tot advocaat-generaal, eerst bij het Gerechtshof en daarna bij de Hoge Raad. Vijf jaar later volgde een verhuizing naar Suriname, waar Anna’s vader – als dank voor zijn steun aan de Anti-Revolutionaire Partij – tot gouverneur was benoemd. Toen haar moeder enkele maanden na aankomst in Paramaribo overleed, moest Anna daar de rol van gastvrouw vervullen, iets wat de 21-jarige maar moeilijk afging. Haar vader bleek al spoedig ongeschikt voor zijn taak, met als gevolg dat hij in het voorjaar van 1891 zijn ontslag moest indienen. Niet alleen was zijn reputatie daardoor danig aangetast, maar – ingrijpender – in diezelfde periode verloor hij om onbekende redenen zijn aanzienlijke vermogen. Dat betekende dat Anna voortaan voor haar eigen inkomen diende te zorgen.

Van calviniste tot agnoste

Anna Lohman, nu 23 jaar oud, had voorlopig geen uitzicht op een ‘goed’ huwelijk en moest, terug in Europa, snel een baan vinden. Ze solliciteerde als onderwijzeres bij het kerkgenootschap van de Hernhutters, die ze in Suriname had leren kennen. Bij gebrek aan diploma’s werd ze afgewezen. Toen haar vader in 1892 door een Duits bedrijf werd uitgezonden naar Nederlands-Indië, vond Anna Lohman werk als privaatdocente Frans en Duits in Schotland. In 1894 reisde ze haar vader achterna naar Batavia. Daar schreef ze haar literaire debuut, de novellenbundel Miserere die in 1895 uitkwam bij Van Kampen in Amsterdam. In dat jaar ging ze weer in Den Haag wonen. In 1896 brak ze literair door met de van agnostische denkbeelden doortrokken roman Vragensmoede, die enkele malen werd herdrukt en ook in het Duits vertaald. Het was een afrekening met het orthodox-calvinistische milieu van haar jeugd. In hierop volgende romans ging zij in dit spoor door: ze stelde graag het Haagse ‘fatsoenschristendom’ met zijn onzalige vermenging van godsdienst en politiek aan de kaak. Haar grote voorbeelden waren Ibsen, Goethe, Heine en Multatuli, maar ze had een hekel aan het maniërisme en het ‘platte’ naturalisme van Van Deyssel en Querido. Na een stuk over Multatuli werd ze in 1896 gevraagd als literair correspondente van het progressieve Soerabaiasch Handelsblad. Haar benoeming tot lid van de Maatschappij der Nederlandsche Letterkunde in 1897 was een erkenning van haar literaire kwaliteiten. In 1922 zou ze voor het lidmaatschap bedanken.

In 1898 nam Anna Lohman deel aan de organisatie van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwen-arbeid. Ze zat in twee rubriekcommissies: ‘Letteren en wetenschap’ en ‘West-Indië’. In hetzelfde jaar nam ze stelling tegen Hilda van Suylenburg van Cécile Goekoop-de Jong van Beek en Donk. In haar brochure De liefde in de vrouwenquestie stelde Lohman onomwonden dat de ‘ware’ bestemming voor de ‘ware’ vrouw de liefde voor haar man en kinderen was. Bleef zo’n liefde uit, dan was het van het grootste belang dat een vrouw zelf in haar onderhoud kon voorzien. Vandaar haar warme pleidooi meisjes een even goede opleiding te bieden als jongens. Een liefdeloos fatsoenshuwelijk kwam voor haar neer op een vorm van prostitutie.

In 1900 ging Anna Lohman in Den Haag samenwonen met haar ‘zielsvriendin’ Petronella Reijers en met Reijers’ dienstbode (‘onze Marie’). Met een glimlach kon zij Petronella wel aanduiden als ‘de vrouw, die voor alles zorgt en alles regelt wat het departement van de vrouw des huizes aangaat’ en haarzelf als ‘het hoofd, de man, op wie de financiële zorgen rusten’ (Herinneringen, 247).

De Hollandsche Lelie

In 1902 werd Lohman hoofdredactrice van De Hollandsche Lelie, een braaf tijdschrift voor jonge meisjes dat ze omvormde tot een opinieblad voor volwassen mannen en vrouwen. De bijnaam ‘De Hollandsche Distel’ tekent de scherpe toon ervan. In de jaargang 1908-1909 publiceerde Lohman haar Herinneringen, die in 1909 in boekvorm verschenen. In latere jaargangen paste ze ditzelfde procedé toe op sommige romans: eerst als feuilleton, dan als boek. In 1904-1905 was ze tevens toneelrecensente van het Amsterdamse dagblad De Telegraaf. Met haar ‘gezin’ verhuisde ze om die reden naar de hoofdstad, maar keerde het jaar erna alweer terug naar Den Haag omdat deze functie Lohman wegens een hartkwaal te zwaar werd. Regelmatig kuren in Zwitserland, Duitsland, Italië en Zuid-Frankrijk bood verlichting, maar geen genezing. Desondanks bleef ze volop literair actief. De redactie van De Hollandsche Lelie eiste veel van haar tijd en energie, ook omdat zij zelf de nodige kolommen vulde. Daarnaast schreef zij een reeks romans en novellen.

Op 47-jarige leeftijd trouwde Anna Lohman met de tien jaar oudere, tamelijk bemiddelde Hendrik Spoor, een trouw abonnee van De Lelie. Ze gaf niet alleen haar Haagse ‘gezin’ op maar – op Spoors verzoek – ook haar vele werkzaamheden. Het huwelijk duurde nog geen vier jaar: Spoor overleed in juni 1919. Kort daarna vestigde Lohman zich als collectrice van de Staatsloterij. In haar laatste roman Levensraadselen (1920) nam ze afstand van haar vroegere, vaak fel polemische werk; zo bekende zij ‘dat mij elk hard oordeel en elke persoonlijke spotternij, die ik vroeger heb neergeschreven, thans zeer innig leed doet’. Anna de Savornin Lohman overleed op 23 september 1930 in Den Haag, 62 jaar oud.

Reputatie

Tijdens haar leven werd er zeer verschillend over Anna de Savornin Lohman en haar werk geoordeeld. Van Deyssel en de andere Tachtigers vonden haar literair werk moralistisch en slordig. Dat neemt niet weg dat ze in Nederland een succesrijk auteur en een bekende persoonlijkheid was. Ze maakte er nooit een geheim van dat ze om financiële redenen was gaan schrijven. Zij was zich er terdege van bewust niet tot de literaire top te behoren. Lohmans eersteling Vragensmoede (1896) gold destijds als schokkend, zoals ook haar roman Het eene nodige (1897). ‘Een schrijfster die durft’, vond De Gids (60, 1896, IV, 395). Een ‘fiere freule’, heette het elders. Ze was vervuld van een sterk stands- en zelfbesef en hield van krachtige persoonlijkheden. Ze kan gezien worden als een typische vertegenwoordigster van de generatie rond 1900, die de cultus van durf en oprechtheid uitbundig wenste te vieren.

Naslagwerken

Aletta; BWN; BWSA; Schrijvende vrouwen; Ter Laan.

Archivalia

  • Letterkundig Museum, Den Haag: Correspondentie.
  • Aletta, instituut voor vrouwengeschiedenis, Amsterdam: Correspondentie
  • Universiteitsbibliotheek Amsterdam: Correspondentie.
  • Universiteitsbibliotheek Leiden: Correspondentie.

Publicaties

Bibliografie in BWN.

Literatuur

  • H. Hartog, Een eigenwijs schrijfster (Anna de Savornin Lohman) (Rotterdam 1903).
  • F. Smit Kleine, Anna Lohman (Jonkvrouwe Anna de Savornin Lohman) (Amsterdam 1904).
  • F. Netscher, ‘Karakterschets’, De Hollandsche Revue 9 (1904) 21-32.
  • G. Jonckbloet, Jonkvrouwe Anna de Savornin Lohman in en uit hare werken (Leiden 1912).
  • E. van Boven, Een hoofdstuk apart. ‘Vrouwenromans’ in de literaire kritiek, 1898-1930 (Amsterdam 1992).
  • J. Bel, Nederlandse literatuur in het fin de siècle. Een receptie-historisch overzicht van het proza tussen 1885 en 1900 (Amsterdam 1993).
  • M. Grever en B. Waaldijk, Feministische openbaarheid. De Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in 1898 (Amsterdam 1998).
  • Nederland’s Adelsboek (1998), 464-465.

  • E.G.E. van der Wall, Het oude en het nieuwe geloof. Discussies rond 1900 (Leiden 1999).
  • H. van Dijk, ‘In het liefdeleven ligt gansch het leven’. Het beeld van de vrouw in het Nederlands realistisch proza, 1885-1930 (Assen 2001).
  • C.E.G. ten Houte de Lange, De familie De Savornin Lohman. Genealogie en geschiedenis van het geslacht Lohman en De Savornin Lohman (Den Haag 2002) 102-112.
  • I. de Wilde, ‘Tegen het feminisme uit “modezucht”. Anna de Savornin Lohman (1868-1930), een eigenzinnige freule’, Spiegel Historiael 40 (2005) nr. 7/8, 330-333, 353.
  • E.G.E. van der Wall, ‘Godsdienstkritiek bij Multatuli en Anna de Savornin Lohman’, Over Multatuli 55 (2005) nr. 27, 4-26.
  • E.G.E. van der Wall, ‘Lof der eerlijkheid. Anna de Savornin Lohman en de ‘vrouwenkwestie’ (1898)’, in: F.G.M. Broeyer en D.Th. Kuiper red., ‘Is ‘t waar of niet? Ophefmakende publicaties uit de ‘lange’ negentiende eeuw (Zoetermeer 2005) 261-283.

Illustratie

Anna Lohman, door Ebner, ongedateerd (Literatuurmuseum, Den Haag).

Auteur: Ernestine van der Wall

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 812

laatst gewijzigd: 21/07/2017