Hille, Maria Elisabeth (1827-1893)

 
English | Nederlands

HILLE, Maria Elisabeth (geb. Rhanderfehn, Oost-Friesland, Duitsland 3-7-1827 – gest. Den Haag? in of na 1893), eerste Nederlandse beroepsfotografe. Dochter van NN Hille. Maria Hille trouwde ca. 1852 in Duitsland met Claus Pruter (1823-1863), schilder en fotograaf. Uit dit huwelijk werd 1 dochter geboren.

Van het leven van Maria Hille voordat ze naar Groningen kwam, is alleen bekend dat ze in het Duitse plaatsje Rhanderfehn werd geboren. Soms wordt in de literatuur Rhauderfehn genoemd, een plaatsje in Nedersaksen. Maria Hille trouwde waarschijnlijk in 1852 ergens in Duitsland met haar landgenoot Claus Pruter. Eind 1852 kwam Pruter, die zich toen kunstschilder noemde, naar Groningen. Of Hille met hem meekwam of iets later volgde, is onduidelijk. In ieder geval schonk ze in oktober 1853 in Groningen het leven aan een dochter, Catharina Gerhardina Margaretha. Ondertussen had haar man in hun huis aan de Hereweg een ‘atelier voor daguerréotypie en photographie’ geopend, waar men bijvoorbeeld individueel of groepsgewijs portretfoto’s kon laten maken. Ook maakte hij op verzoek foto’s van stadsgezichten en buitenplaatsen. Vermoedelijk hield Maria Hille zich toen al met fotografie bezig, maar er zijn geen ‘Groningse’ foto’s van haar bekend.

In mei 1855 verruilden Maria Hille en haar man Groningen voor Middelburg, waar Pruter adverteerde met een fotografisch atelier ‘tot het vervaardigen van portretten, gezichten van buitenplaatsen en stadgezichten’ (Verburg en Van Bennekom, 49). In die maand vestigden zij zich op de Lange Delft, in september verhuisden ze naar de Vlasmarkt. Maar ook hun verblijf in Middelburg was van korte duur: in juli 1856 verhuisden ze naar Amsterdam, waar ze op de Nieuwendijk een atelier openden onder de naam Nieuw Duitsch Photographisch Etablissement van C. & M. Pruter. Kennelijk noemde Maria Hille zich nu fotografe. In december van dat jaar zat het echtpaar in hotel Oud Keizershof in Den Bosch. Intrigerend is dat in diezelfde maand het ‘Nieuw Groot Cosmoramisch Stereoscopisch Salon van M. Hille & Comp. van Hamburg’ in datzelfde hotel neerstreek met twee weken lang fotografische ‘shows’. Op het moment dat de show afgelopen was, verkaste het echtpaar naar een ander adres, in de Vughterstraat (Coppens e.a., 27, 76).

In 1857 vestigde het echtpaar zich uiteindelijk definitief in Den Haag. Daar openden ze op het Buitenhof opnieuw een fotoatelier, nu onder de naam ‘M. Hille & Comp. van Hamburg’. Kennelijk was ze als fotografe inmiddels bekender – of actiever – dan haar echtgenoot. Gesuggereerd is dat ze met die firmanaam wilden delen in de faam die een zekere H. Hille uit Hamburg dat jaar verwierf met de vertoning van zijn  ‘Cosmoramisch Stereoscopisch Kabinet’ in het gebouw van de Haagse Tekenacademie. Waarschijnlijker is echter dat, net als in Den Bosch, Maria Hille (met Pruter) de hand had in dit ‘kabinet’. Hoe dat ook zij, Van Hille is bekend dat ze stereoscopische foto’s maakte (Boom, 8). De firma M. Hille & Comp. deed goede zaken in Den Haag, met als belangrijkste bron van inkomsten portretfoto’s en ‘cartes-de-visite’, een toen zeer populair soort visitekaartjes met (portret)foto.

Ondertussen moet Maria Hille naam gemaakt hebben als architectuurfotografe. In 1858 kreeg ze namelijk van de Leidse gemeenteraad de opdracht een fotoalbum over Leiden te maken dat aangeboden zou worden aan prins Willem, de oudste zoon van koning Willem III, ter gelegenheid van diens laatste studiejaar aldaar. Zo werd Hille de maakster van het allereerste Nederlandse album met architectuurfoto’s. Kort daarop had ze nog een primeur: het bestuur van de Maatschappij tot Bevordering der Bouwkunst was ingegaan op haar voorstel om in zijn periodiek verschijnende uitgave met afbeeldingen van Nederlandse gebouwen een foto – in plaats van tekeningen – op te nemen. Haar opname van het stadhuis van Middelburg (1859) was de eerste – en voorlopig de enige – foto in een Nederlands architectuurblad. Omdat de druktechniek nog niet zover ontwikkeld was dat foto’s en tekst tegelijk, in één drukgang, afgedrukt konden worden, werden de afdrukken, op karton geplakt, apart aan het blad toegevoegd. Een jaar nadat de firma – en het gezin – naar de Haagse Willemstraat was verhuisd, maakte Hille haar tweede album: La Haye et Scheveningue: photographies (1860). Het verscheen met litho’s die naar haar foto’s gemaakt waren. In haar volgende album over Den Haag en Scheveningen, eveneens uit 1860, waren originele afdrukken van de foto’s ingeplakt. Leden van het koninklijk huis en de hertog van Saxen-Weimar tekenden erop in (Leijerzapf, Fotografie, 35).

In januari 1863 overleed Claus Pruter, blijkens zijn overlijdensadvertentie na een ‘langdurig lijden’. Maria Hille bleef de firma leiden, tot Wilhelm J. Grammann, al tijdens Pruters ziekte assistent bij de firma, in 1868 zijn eigen fotoatelier in het pand aan de Willemstraat begon. Maria Hille verhuisde dat jaar naar de Denneweg (nr. 69), waar ze samenwoonde met de weduwnaar Petrus Bernardus Beukers, ‘commies bij koloniën’. Nadat Grammann rond 1877 met de noorderzon vertrokken was, werd de bedrijfsruimte in de Willemstraat in gebruik genomen door ‘J.C.J. Beukers, firma M. Hille’. Deze Beukers was Johannes Carel Jacobus, zoon van Petrus Bernardus en fotograaf, een vak dat hij waarschijnlijk van Hille geleerd heeft (Zondervan, 31). Tot 1881 stond Hille in de adresboeken nog vermeld als fotografe (op de Denneweg). Daarna woonden Hille en Beukers sr. op verschillende adressen in Den Haag. Haar laatst bekende adres is Piet Heinstraat 23, waar ze in 1892-1893 woonde. Daarna ontbreekt elk spoor van Maria Hille. Een overlijden is niet geregistreerd in Den Haag. En als ze naar elders is vertrokken, is onbekend waarheen.

Reputatie

In archieven en bibliotheken duiken nog steeds foto’s van Maria Hille op. Het is moeilijk haar werk te identificeren omdat zij en Claus Pruter beiden portretfoto’s maakten, en Pruter zich mogelijk ook met architectuurfotografie bezighield. Alleen als een foto door haar gesigneerd of onder haar naam gepubliceerd is, valt daar (enige) zekerheid over te krijgen. Zulke gesigneerde of op naam gepubliceerde foto’s zijn van Hille wel bekend, maar niet van Pruter.

De vooral vanaf 1990 groeiende belangstelling voor Maria Hille wordt gevoed door zowel het toenemend onderzoek naar de vroege geschiedenis van de fotografie als door het onderzoek naar vrouwelijke fotografen. Maria Hille geldt als de eerste Nederlandse beroepsfotografe. Ze is vooral bekend vanwege haar architectuurfotografie, al was ze daarin niet de enige vrouw – ook Alexandrine Tinne maakte topografische en architectuurfoto’s, zij het als hobby. Omdat haar werk zo vroeg is, geniet de architectuurfotografie van Hille veel belangstelling van plaatselijke historici, vooral in Leiden, Den Haag en Middelburg.

Archivalia

  • Centraal Bureau voor Genealogie, Den Haag: familieadvertenties Pruter.
  • Groninger Archieven: BS, Geboorten 1853, akte nr. 852 [dochter Catharina].

Werk

  • [Foto van het stadhuis van Middelburg in] Afbeeldingen van Oude Bestaande Gebouwen in Nederland (1859) nr. 4.
  • Photographisch album van ’s Gravenhage en Scheveningen (Den Haag 1860).
  • In vrijwel alle onder ‘Literatuur’ genoemde titels staan afbeeldingen van foto’s van Hille.
  • Werk van Maria Hille bevindt zich in Den Haag in het Koninklijk Huisarchief (meerdere foto’s), de Koninklijke Bibliotheek (portret van G.S.G. baron Fridagh, ca. 1860/70), het Haags Gemeentearchief en het Haags Gemeentemuseum; in Rotterdam in het Nederlands Fotomuseum en het Nederlands Architectuur Instituut; in de Universiteitsbibliotheek Amsterdam, Bijzondere Collecties (portret van J.Chr.P. Hamminck Schepel met dochter Frederika, z.j.) en in het Prentenkabinet van de Universiteit van Leiden. Het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (Den Haag) bezit ruim dertig ‘cartes de visite’ van haar hand.

Literatuur

  • A.T. Schuitema Meijer, ‘Fotograferen in het 19de eeuwse Groningen’, Groningse Volksalmanak (1961) 129-130 [over Pruter].
  • H.M. Mensonides, ‘Een nieuwe kunst in Den Haag. Encyclopedisch overzicht van de eerste Haagse fotografen’, Jaarboek Die Haghe (1977) 47-104, ald. 60-62, 78, 83-84, 103.
  • Ingeborg Th. Leijerzapf red., Fotografie in Nederland 1839-1920. Tentoonstellingscatalogus Haags Gemeentemuseum (Den Haag 1978) 23, 33, 35, 97, 104.
  • Mattie Boom, ‘Een waarlijk volkomen begoocheling. Stereofotografie in Nederland’, Jong Holland 2 (1986) nr. 3, 2-13, aldaar 8.
  • Robbert van Venetië en Annet Zondervan, ‘Maria Hille’, Depth of Field 7 (1990) nr. 14 [digitaal tijdschrift] [ook in: I.Th. Leijerzapf red., Geschiedenis van de Nederlandse fotografie in monografieën en thema-artikelen (Alphen a/d Rijn z.j.) nr. 14].
  • Annet Zondervan, ‘Architectuurfotografe Maria Hille (1827-1893). Waan of werkelijkheid?’, Ruimte 7 (1990) nr. 3, 16-21.
  • Adri Verburg en Josephine van Bennekom, In Zeeuws licht gevangen. Fotografie in Middelburg 1842-1870 (Middelburg 1994).
  • Jan Coppens, Marga Altena en Steven Wachlin, Het licht van de negentiende eeuw. De komst van de fotografie in de provincie Noord-Brabant (Eindhoven z.j. [1997]) 27, 76, 129.
  • Henk Wierts, Photografieën en dynastieën. Beroepsfotografie in Groningen 1842-1940 (Bedum 2000) 137 [betreft vooral Pruter].
  • Wim van Sinderen e.a., Fotografen in Nederland: een anthologie 1852-2002. Tentoonstellingscatalogus Fotomuseum Den Haag (Amsterdam 2002) 156-157.
  • Hans Rooseboom, De schaduw van de fotograaf. Positie en status van een nieuw beroep (Leiden 2008) 230-232, 246-248.
  • Michiel [van der Mast], ‘Maria Elisabeth Hille (1827-na 1893)’, Nieuwsbrief Fotoclub Couvée (aug. 2009) [op internet: www.praters.nl].

Auteur: Anna de Haas

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 730

laatst gewijzigd: 27/01/2015