Germonts, Aagt (ca. 1621-na 1660)

 
English | Nederlands

GERMONTS, Aagt, vooral bekend als het Abbekerker wijf (geb. Zijbekarspel, West Friesland, ca. 1621 – gest. Hoogwoud?, West Friesland, na 1660), verdacht van toverij en/of kindermoord. Dochter van Germont Jacobsz. (gest. voor 1659) en Griet Dirx (ca. 1595-na 1658). Aagt Germont trouwde in 1644 met Claas Nijszoon (ca. 1621-na 1660), pachter. Uit dit huwelijk werden geen levende kinderen geboren.

Aagt Germonts werd in november 1658 onder huisarrest geplaatst en niet lang daarna gevangen gezet, nadat zij voor een derde keer onder mysterieuze omstandigheden een dood kind had gebaard. Niemand was getuige geweest van de geboorte, en niemand had het dode kind mogen zien. Zodoende werd zij verdacht van toverij of kindermoord. Het verhaal van de gebeurtenissen werd in 1661 onder de titel Mis-geboorte of verhael van ’t Abbekerker-wijf haare drie miskramen uitgegeven door Jacob Landtman, secretaris van Abbekerk en in die hoedanigheid betrokken bij het proces. Zijzelf, haar man, haar moeder, vroedvrouwen en buurvrouwen werden verhoord, en alle verklaringen, adviezen en gerechtelijke stukken zijn integraal door Landtman opgenomen. Zo kan deze geruchtmakende zaak goed worden gereconstrueerd.

Zwangerschappen

De gebeurtenissen speelden zich af in het landelijke gebied tussen Alkmaar, Medemblik en Schagen. Zelf was Aagt Germonts geboren in Zijbekarspel, haar echtgenoot Claas Nijszoon in Nieudorp. Toen zij in 1644 trouwden, vestigden zij zich in De Weere, een buurtschap van Abbekerk. Ze behoorden tot de katholieke kerk. Vermoedelijk was het een boerenhuishouden, want uit de getuigenissen blijkt dat Claas op het land werkte en dat ze land pachtten van Wijbrand Jansz. Maris uit Hoogwoud.

Het huwelijk bleef lang kinderloos. Pas in 1653 was Aagt Germonts voor het eerst zwanger, maar ze kreeg een miskraam. In 1655 was ze opnieuw zwanger, maar de dracht duurde langer dan normaal en eindigde in een misgeboorte. Binnen korte tijd volgden nog twee zwangerschappen, die steeds hetzelfde patroon volgden: ze duurden veel langer dan normaal en eindigden in misgeboortes. Bij de eerste bevalling was een vroedvrouw aanwezig geweest, maar die had de geboorte niet gezien omdat de misgeboorte al op de grond lag. Bij de laatste twee bevallingen was niemand aanwezig geweest behalve een mysterieuze vroedvrouw uit Hoogkarspel die niemand gezien had en niemand kende, afgezien van Aagt Germonts zelf. En steeds waren de kinderlijkjes begraven in het familiegraf van Aagt Germonts in Zijbekarspel.

Na het derde doodgeboren kind  – op 19 november 1658 – waren de roddels in het dorp niet meer te stuiten. De geruchten bereikten ook het gerecht, dat op 24 november 1659 besloot om de zaak te onderzoeken. Men groef de lijkkistjes op en onderzocht de inhoud. Eén kistje bevatte een stokvis waarvan de staart gespleten was en als twee voetjes omgebogen. De armen bleken twee met gort gevulde bloedworstjes en het hoofd een rode kool, overtrokken met een blaas. Op de kool zat een mutsje waar wat haar onderuit stak, en eronder was een zwarte zijden doek vastgespeld met de letters A.G. – van Aagt Germonts. In een ander kistje lag een klomp varkensreuzel, met een vel overtrokken, en in het laatste kistje een hoop met lijnwaad omwikkelde oude lappen; het hoofdje was vergaan, maar leek eveneens een rode kool te zijn geweest.

Het volk oordeelde meteen dat hier sprake was van een misdrijf of van toverij. De openbare aanklager vertrouwde de zaak niet en liet Aagt Germonts, die als kraamvrouw nog te bed lag, onder huisarrest plaatsen. Hij eiste dat ze het verloop van haar proces in gevangenschap moest afwachten, en toen men na zes weken de kraamtijd voorbij achtte, werd ze overgebracht naar de kerker in het ‘rechthuis’ van Abbekerk – dat was op 4 januari 1659. Het gevangenisregime was mild. Haar man kreeg toestemming om Aagt gezelschap te houden, en na enkele dagen werd ze verlost van de ijzeren boeien omdat haar benen opzwollen. Dit milde regime was te danken aan het feit dat er geen aanklacht tegen Aagt Germonts was ingediend. Evenmin stond vast wat haar misdrijf eigenlijk inhield. Al gauw bleek het geval ‘Aagt Germonts’ de aanleiding tot een groot juridisch probleem.

Gevangenschap en tortuur

Noch de getuigenverklaringen, noch Aagt Germonts’ eigen verklaring leverden genoeg op voor een aanklacht: was ze wel zwanger geweest? Wie had de poppen gemaakt? Waren er wellicht ook echte kinderen geboren, en zo ja: waar waren die? Vooral het gerucht dat er sprake was toverij, stelde de rechters voor problemen. Zolang hierover geen helderheid bestond, kon men Aagt niet vrijlaten en evenmin een aanklacht formuleren. Daarom besloten de schepenen vooraanstaande rechtsgeleerden juridisch advies te vragen. De juristen oordeelden dat het om een zielig geval ging, en Aagt eerder medelijden dan straf verdiende. Maar daarmee was de buitenissigheid van de drie christelijk begraven poppen nog niet bevredigend afgehandeld. Het gerecht overwoog daarom Aagt Germonts te onderwerpen aan tortuur, in de hoop aldus de waarheid boven water te krijgen. Uit angst hiervoor ontsnapte Aagt uit de gevangenis en dook onder bij een broer. Hierop werd haar echtgenoot aangehouden. Voorwaarde voor zijn vrijlating was dat Aagt zich opnieuw zou overleveren aan het gerecht, en dat deed zij.

Door haar ontsnapping had Aagt Germonts zich extra verdacht gemaakt. Het gevangenisregime werd nu dan ook veel zwaarder. Via een luikje kreeg ze eten aangereikt, verder mocht niemand haar gezelschap houden. Intussen won men advies in van de rechters van Hoorn. Die adviseerden dat de verdachte onder ‘middelmatige tortuur’ te stellen ten einde haar de waarheid te doen spreken. Toen haar dit op 24 februari 1659 werd aangezegd, kwam ze met een nieuwe verklaring: bij de laatste twee bevallingen had ze alleen maar water gebaard, en van de poppen wist zij niets af. Wel was de mysterieuze vroedvrouw bij haar in de gevangenis op bezoek geweest, zonder dat er een deur was opengegaan. Deze ‘schijnvrouw’ had ronde voeten gehad. Na een half uur was ze weer vertrokken. Waarschijnlijk hoopte Aagt Germonts met deze verklaring onder de tortuur uit te kunnen komen, maar in feite gaf ze nu zelf voeding aan de verdachtmakingen van toverij.

Op 11 maart vond de tortuur plaats. Om haar angst te bedwingen had Aagt Germonts toestemming gekregen om wijn te drinken. Zij werd geblinddoekt en diverse malen aan haar armen opgehesen, eerst met haar armen voorwaarts, daarna met haar armen op de rug.. Opnieuw werd ze ondervraagd, maar het leverde geen nieuwe antwoorden op.

Al was er nog steeds geen grond voor een aanklacht, toch eiste de baljuw de doodstraf: de verdachte diende aan de wurgpaal te sterven en daarna tot as te worden verbrand, met confisquatie van haar goederen. De schepenen namen dit vonnis echter niet over. Na acht dagen beraad luidde het definitieve vonnis dat Aagt Germonts op beschuldiging van ‘crimen stellionatus’ (bedrog) een half uur of uur met drie poppen te pronk gesteld moest worden. Bovendien werd ze veroordeeld tot betaling van alle kosten.

Het vonnis werd op 17 april 1659 uitgevoerd. Een speciale stellage werd gebouwd zodat het volk goed kon zien hoe Aagt Germonts met drie poppen in haar armen stond. Na verloop van tijd begonnen mensen in koemest verstopte stenen naar haar hoofd te gooien, al stond daar een zware boete op. Aanvankelijk wist Aagt de stenen te ontwijken, maar toen ze tot bloedens toe in het gezicht was geraakt, besloot de aanklager dat het genoeg was geweest. Ze werd hierna onmiddellijk in vrijheid gesteld, en keerde zo na vijftien weken ‘frank en vrij’ terug naar huis. Het juridische gevecht dat hierna uitbarstte over de proceskosten, werd geschikt. Geheel onbeschadigd lijkt het echtpaar niet uit de strijd te zijn gekomen, want een jaar later verhuisde het naar Hoogwoud (De Waardt, 228).

Belang

Alles wijst erop dat Aagt Germonts na een miskraam drie schijnzwangerschappen heeft gehad. Vermoedelijk hadden die een pathologische achtergrond: een obsessie met haar kinderloosheid of een trauma na haar mislukte zwangerschap. Hoe het ook zij, haar proces en zeker het milde vonnis zijn historisch van belang omdat het aantoont dat de rechtsprekende instanties in deze tijd bijzonder omzichtig te werk gingen als het ging om beschuldigingen van toverij. Vergeleken met vonnissen van enkele decennia eerder was haar vonnis opmerkelijk licht. Uit de rechtsgeleerde debatten blijkt dat de meeste juristen rond 1660 toverij niet meer als misdrijf beschouwden en openlijk twijfelden aan het bestaan ervan. Het geschrift van Abraham Palingh, ’t Afgerukt mom-aansight der tooverye uit 1659 werd meermaals door haar verdediging aangehaald.

De door Landtman uitgegeven documenten illustreren niet alleen het hardnekkige geloof in toverij en de strijd daartegen door gezagsdragers, maar vormen teven een interessante bron voor de gewoonten rond geboorte en kraamtijd op het Noord-Hollandse platteland.

Naslagwerken

Kok.

Literatuur

  • Jacob Landtman, Mis-geboorte of verhael van ’t Abbekerker-wijf haare drie miskramen; 't opgraven van drie miszelijcke poppen; haer vankenis; ondervraging; belijdenis; pijniging; verantwoording; en geheelen procesze; met alle d' advijsen van reghtsgeleerde, godts-geleerde en de sententien daar op gevolgt [...] Behelsende mede den geheelen pleyte tegens haaren man (Hoorn 1661).
  • [Cornelis Janszn. Opperdoes], ‘Een kroniek van Medemblik [1515-1671]’, J. Belonje en R. Kaptein ed., Bijdragen en Mededelingen van het Historisch Genootschap 64 (1943) 45-107, aldaar 83-84.
  • J.M.Fuchs, De hond aan de galg (Amsterdam 1957) 20-26.
  • Sybren Polet, ‘De poppen van het Abbekerker Wijf. Een historiese documentaire’, in: idem, De poppen van het Abbekerker wijf. Nieuwe emblemen (Amsterdam 1983) 63-80.
  • Hans de Waardt, Toverij en samenleving. Holland 1500-1800 (Den Haag 1991) 227-338, aldaar 83-84.
  • Jan de Bruin ‘Bannen en mannen in de stede Abbekerk. Grondgebied en functionarissen van een Westfriese plattelandsstad’, West-Frieslands Oud & Nieuw 62 (1995) 23-46, aldaar 42-45.

Illustratie

Titelpagina van Landtman, Mis-geboorte of verhael van ’t Abbekerker-wijf (Universiteitsbibliotheek Amsterdam, Bijzondere Collecties).

Auteur: Monika Saelemaekers

 

Biografienummer in 1001 Vrouwen: 275

laatst gewijzigd: 13/01/2014