Geesink, Femiena Sophia (1908-1988)

 
English | Nederlands

GEESINK, Femiena Sophia , bekend als Femmy Geesink, Femmy Schilt of mevrouw Femina (geb. Utrecht 5-3-1908 – gest. Laren (N.-H.) 20-6-1988), glas-in-loodkunstenares. Dochter van Eduard Theodoor Geesink (1875-1948), bankier, en Femiena Goldenberg (1876-1967). Femmy Geesink trouwde op 5-9-1934 in Amsterdam met Johan Lodewijk Schilt (1913-2010), kantoorbediende, later glazenier. Uit dit huwelijk werden 4 kinderen geboren.

Femmy Geesink groeide beschermd op als derde van vier kinderen in een welgesteld gezin. Haar vader was directeur van de Nederlandse Bankiersvereniging te Utrecht. Van 1913 tot 1916 woonde ze in Leeuwarden en daarna in Utrecht en Haarlem. Na de mms en een korte pianostudie aan het Amsterdamse Conservatorium koos Femmy voor de beeldende kunst. Ze volgde tekenlessen aan de Utrechtse Kunstnijverheidsschool en werd in 1928 toegelaten tot de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Ze leerde onder meer glasschilderen van academiedirecteur Richard Roland Holst, een aanhanger van de Engelse ‘arts and crafts’-beweging. Voor zijn echtgenote Henriëtte van der Schalk maakte Geesink in 1932 een boekillustratie in deze nostalgische stijl.

In de winter van 1932-1933 leerde Femmy Geesink op de ijsbaan van Halfweg de vijf jaar jongere Amsterdamse artsenzoon Johan Schilt kennen. In 1934, een jaar na haar eindexamen aan de Rijksacademie, trouwde ze met hem. Ze leerde Schilt, die zelf geen kunstzinnige achtergrond had, het glasschilderen en zo werd hij in de jaren daarna haar assistent. Het paar ging wonen op de hoek van de Herengracht en de Reguliersgracht. Daar werd in 1935 hun eerste kind geboren.

‘In de geest van Chartres’

Via de vader van een jeugdvriendin kreeg Geesink in 1933 haar eerste grote opdracht. Het kerkje in het Betuwse dorpje Hemmen was vanouds in handen van de adellijke familie Van Lynden en sinds 1931 van de Stichting het Lijndensche Fonds voor Kerk en Zending. Het Fonds wilde het middeleeuwse gebouw voorzien van gebrandschilderde glasramen. Geesink kreeg een proefopdracht, waaraan ze op de Academie mocht werken. Dit raam was al af toen ze op een studiereis naar Chartres tot de slotsom kwam dat de middeleeuwse glasramen in de kathedraal met wiskundige precisie waren afgestemd op de monumentale omgeving. Ze overreedde het Fondsbestuur om het raam in Hemmen opnieuw te laten maken. Het bestuur was uiteindelijk zo tevreden dat ze alle ramen voor het kerkje mocht ontwerpen en uitvoeren. In 1938 waren ze af. Geesink werkte hierna in middeleeuwse kerken in Winschoten (1948-1970), Borculo (1951-1971), Wesepe (1951) en Jaarsveld (1957), alles ‘in de geest van Chartres’.

In 1939 bracht de vader van dezelfde jeugdvriendin Geesink en haar man in contact met het christelijke sanatorium Altrecht in Zeist, dat werd uitgebreid met een moderne kapel. Geesink kreeg de opdracht hiervoor een hoog glasraam (‘De jacobsladder’) te ontwerpen. De onderhandelingen over het ontwerp van 24 kleine bovenramen vielen stil omdat de oorlog uitbrak. In 1941 nam Geesink nog wel deel aan de tentoonstelling Pro arte christiani in het Amsterdamse Stedelijk Museum. In 1942 dook ze tegelijk met haar man, die een joodse moeder had, onder nadat ze een opdracht van Duitse zijde hadden afgewezen en inschrijving bij de Kultuurkamer hadden geweigerd.

In 1948 kregen Geesink en haar man via Rein Miedema, de directeur van het Instituut voor Religieuze en Kerkelijke Kunst te Utrecht, en de Winschoter predikant Jacob Visser opdracht voor drie ramen in de middeleeuwse kerk te Winschoten. In de daaropvolgende jaren vond Visser sponsoren voor de overige 21 ramen, die eveneens door het echtpaar Schilt-Geesink werden uitgevoerd. De laatste drie werden in 1970 geplaatst. Geesink beschilderde de drie lancetvormige vensters in de koorafsluiting als één geheel op het stramien van een middeleeuws rozetvenster.

Moderne glazenier

Geesink, die met haar gezin inmiddels in Overveen woonde, had de naam dat ze haar werk uiterst zorgvuldig afstemde op de gebouwde ruimte. Dit maakte haar ook interessant voor moderne architecten zoals Johannes Berghoef, die haar inschakelde voor twee gemeentehuizen en een kerk, en Elout Middag, die haar in 1953 vroeg voor een roosvenster in een kerk te Hilversum. Voor een bedrijf in Nieuw-Vennep ontwierp ze in 1955 een raam ter nagedachtenis aan de echtgenote van de oprichter. In hetzelfde jaar maakte ze een (nu verdwenen) raam in het Amsterdamse Concertgebouw ter herinnering aan de eerste Amerikaanse tournee van het Concertgebouworkest.

Hoewel Geesink vanaf 1948 weer regelmatig opdrachten kreeg en de vakpers haar werk doorgaans lovend beoordeelde, dekten haar honoraria vaak niet veel meer dan haar onkosten. De landelijke contraprestatieregeling (na 1956: beeldende kunstenaarsregeling of BKR) zorgde voor een aanvullend inkomen. Na de opdracht uit Nieuw-Vennep kon het echtpaar in 1955 een woning in het kunstenaarsdorp Laren kopen. Het tuinhuis erachter werd atelier voor ‘mevrouw Femina’, zoals ze in de dorpsgemeenschap werd genoemd. Behalve aan de vervolgopdrachten uit Winschoten werkte het echtpaar hier voor een zuivelfabriek in Hilversum (1957) en een rijksscholengemeenschap in Veendam (1962). Voor de gemeente Laren maakten ze een glasmozaïek voor het Singer Museum (1963) en zes ramen voor de aula op de begraafplaats (1965). De bevriende dichter Adriaan Roland Holst schreef bij dit laatste werk een kwatrijn.

In september 1970 waren Johan en Femmy Schilt-Geesink aanwezig bij de feestelijke overdracht van het voltooide glasensemble in Winschoten. Geesink bood Jacob Visser, inmiddels predikant emeritus, een bundel werktekeningen aan. Haar eigen werk bagatelliseerde ze met de woorden: ‘Ach, andere vrouwen maken mooie handwerken’ (gecit. Schilt, 27). Het was de afsluiting van een vruchtbaar glazeniersleven: na 1970 nam Geesink geen opdrachten meer aan. Ze schilderde nog wel in olieverf en plakkaatverf. Tot het laatst bleef ze met haar man, die na 1980 vooral haar verzorger was, in Laren wonen. In augustus-september 1988 exposeerde de Kunstenaarsvereniging Laren-Blaricum, waarvan ze lid was, in het Singermuseum een keuze uit haar vrije werk. Kort voor de opening overleed Femmy Geesink thuis op tachtigjarige leeftijd.

Reputatie en nalatenschap

Femmy Geesink heeft tussen 1933 en 1970 ongeveer 150 glasramen vervaardigd. Een deel hiervan is verloren gegaan door sloop of renovatie van de gebouwen waarvan ze deel uitmaakten. De ensembles in Hemmen, Winschoten en Borculo zijn de meest monumentale bewaarde werken. Enkele kleinere ramen zijn via de BKR terechtgekomen in de Collectie Instituut Nederland. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft in 2015 deze en andere glasramen in Rijksbezit aangewezen als onderzoeksgebied in het kader van het programma ‘Waarde en waarderen’.

Scheen’s lexicon noemt ‘Femina’ (sic) Geesink een ‘belangrijke beeldende kunstenares’. In het naslagwerk Vrouwen in de vormgeving in Nederland (2007) noemt Marjan Groot als haar inspiratiebronnen onder meer theosofie, oosterse filosofie en mogelijk vrijmetselarij (Groot, 480). Blijkens een brief uit 1948 liet ze zich ook inspireren door haar muzikale vorming: ‘Ik zoek naar de overeenkomst tussen klank en kleur. ’k Vraag me af of dezelfde wetten daarin te vinden zijn en hoe de kleuren daarin het zuiverste te plaatsen, even vanzelfsprekend als de chromatische toonladder’. De Winschoter predikant Bert van der Woude memoreerde haar in 2009 als ‘een van muziek doordrenkte mystica’ (Van der Woude, 19, 21).

Naslagwerken

Groot; Jacobs; Scharten; Scheen.

Archivalia

Archief Singer, Laren: biografie en lijst werken F. Schilt-Geesink.

Literatuur

Illustratie(s)

Auteur: Kees Kuiken

laatst gewijzigd: 27/11/2017