Francken, Albertine Arnoldina Cornelia (1852-1932)

 
English | Nederlands

FRANCKEN, Albertine Arnoldina Cornelia (geb. Leeuwarden 14-6-1852 – gest. ‘s-Hertogenbosch 5-2-1932) feministe, sociaal activiste en publiciste. Dochter van Cornelis Marinus Francken (1820-1900), rector van een gymnasium en hoogleraar, en Paulina Catharina Gerarda Bruins (1820-1886). Albertine Francken trouwde op 2-6-1876 in Groningen met Herman Jan van Leeuwen (1851-1926), jurist. Uit dit huwelijk werden 1 dochter en 5 zoons geboren.

Albertine Francken groeide op in een redelijk welgesteld gezin – beide ouders stamden uit een predikantenfamilie – dat geteisterd werd door kindersterfte: vier van de vijf kinderen stierven jong tot zeer jong. In 1856 verhuisde het gezin naar Groningen, waar de vader als hoogleraar klassieke talen was benoemd. Daar woonde het gezin jarenlang aan de Oude Boteringestraat. Onbekend is of Albertine na de lagere school nog een vervolgopleiding kreeg.

Toen Albertine Francken op 23-jarige leeftijd met de jurist Herman Jan van Leeuwen trouwde, was een van de getuigen de liberale hoogleraar mr. B.D.H. Tellegen, een vriend van haar vader en pleitbezorger van betere opleidingsmogelijkheden voor vrouwen. Het jonge paar vestigde zich in Eindhoven en in 1879 in ‘s-Hertogenbosch, waar Van Leeuwen werkte als advocaat en procureur en vanaf 1909 als raadsheer aan het gerechtshof. Een aantal jaren was hij bovendien leraar staatswetenschappen.

Tussen 1877 en 1894 kregen Albertine en Herman Jan van Leeuwen-Francken zes kinderen. Na diverse malen binnen Den Bosch te zijn verhuisd, vestigden ze zich in 1889 op de Papenhulst, niet ver van de Sint Jan. Vanaf 1911 woonde het gezin in de zomer op Leeuwenrode in Esch bij Boxtel, een landhuis dat Herman Jan van Leeuwen had laten bouwen nadat hij in 1908 bij een loterij 16.000 gulden had gewonnen.

Vrouwenrechten en misstanden

Een paar jaar na de geboorte van haar jongste kind werd Albertine van Leeuwen-Francken maatschappelijk actief. Ze richtte zich onder andere op de vrouwenrechten, het opheffen van allerlei misstanden en de verbetering van de gezondheidszorg. In 1898 riep zij vrouwen in Den Bosch op de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid in Den Haag te bezoeken. Op het tentoonstellingscongres over ‘Weezenopvoeding’ hield zij een voordracht over het belang van co-educatie voor wezen, terwijl haar man daar over voogdij sprak – zij waren beiden regent van een klein Hervormd weeshuis in Den Bosch. In Vrouwenarbeid, het orgaan van de tentoonstelling, schreef Van Leeuwen-Francken over de ‘dienstbodenkwestie’: ze geeft adviezen om de verstandhouding tussen de vrouw des huizes en haar personeel te verbeteren en de algemene ontwikkeling van dienstbodes te stimuleren. In diezelfde tijd werd zij actief lid van de in 1872 opgerichte Algemeen Nederlandsche Vereeniging ‘Tesselschade’. Ze was vanaf 1900 secretaresse van de Bossche afdeling, zat in enkele landelijke commissies en was rond 1917 vicevoorzitster van het hoofdbestuur. Jaarlijks organiseerde Tesselschade in Den Bosch een bazaar voor de verkoop van vrouwelijke handwerken om onbemiddelde vrouwen financieel te steunen. Ook verzorgde de afdeling handwerkcursussen voor kinderjuffrouwen.

Van Leeuwen-Francken publiceerde regelmatig stukken over de onderwerpen die haar bezighielden. Zij was vanaf de start in 1900 als correspondente voor Den Bosch verbonden aan het Tijdschrift voor Armenzorg en Kinderbescherming en publiceerde eveneens in Belang en recht, het orgaan van de Vereeniging tot Verbetering van den Maatschappelijken en den Rechtstoestand der Vrouw in Nederland. Ook schreef ze over het belang van goede voeding en kookkennis – daar hing de volksgezondheid immers vanaf. Rond 1898 organiseerde Van Leeuwen-Francken enige jaren een kookcursus en in 1909 verscheen haar boek De kunst om goed en goedkoop te eten, vooral bedoeld voor ‘jonge huisvrouwen’, dat tot 1921 enkele herdrukken beleefde.

Samen met de voorzitster van de plaatselijke afdeling van Tesselschade, schilderes en fabrikantendochter Antonie Lewin, werd Van Leeuwen-Francken in 1907 bestuurslid van de Vereeniging tot Bestrijding van Prostitutie. Van 1910 tot 1913 presideerde ze de Bossche afdeling van de Nederlandsche Bond voor Vrouwenkiesrecht. Ze organiseerde plaatselijke bijeenkomsten waar enkele malen het woord werd gevoerd door Welmoet Wijnaendts Francken-Dyserinck*, een van de initiatiefneemsters van de Bond en een aangetrouwde nicht. Van 1912 tot 1918 was Albertine van Leeuwen-Francken bovendien secretaresse en correspondente van de afdeling Den Bosch van de Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming, die zich inzette voor ongehuwde moeders.

Kort na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog nam Van Leeuwen-Francken zitting in het plaatselijke Roode Kruiscomité, dat een opvangplaats inrichtte voor gewonden en zieken. Samen met Antonie Lewin organiseerde ze een bijeenkomst om vrouwen op te roepen te doneren aan het Internationaal Vrouwenvredescongres, dat eind april 1915 op initiatief van Aletta Jacobs* in Den Haag werd gehouden.

In de loop der jaren vervulde Albertine van Leeuwen-Francken ook functies in diverse andere besturen, commissies en jury’s. Zo was ze bestuursvoorzitter van de Amalia Bewaarschool, jurylid voor een toneelwedstrijd (1904), lid van een commissie ter bestrijding van de verderfelijke invloed van de bioscoop (1919) en van een protestants comité voor hulp aan noodlijdende kinderen in Oostenrijk en Hongarije (1919).

In 1925 of 1926 verhuisden Van Leeuwen-Francken en haar man naar de Oude Dieze. Kort daarvoor was hun dochter Pauline (1878-1925) overleden, die weduwe was en met haar dochters Abje (1908) en Loutje (1911) Reijsenbach bij hen inwoonde. De kleindochters verhuisden met de grootouders mee. Niet lang daarna, in juli 1926, stierf Herman Jan van Leeuwen op Leeuwenrode.

Dood en reputatie

Van Leeuwen-Francken bleef tot op hoge leeftijd actief. Zij voerde tot 1931 het secretariaat van de Bossche afdeling van Tesselschade en was tot aan haar dood correspondente voor het Tijdschrift voor Armenzorg en Kinderbescherming. Albertine van Leeuwen-Francken stierf op 5 februari 1932, vier maanden voor haar tachtigste verjaardag, en werd drie dagen later begraven op de Protestantse begraafplaats in Vught. Zij behoorde tot de progressief liberale elite van haar tijd, die streed tegen maatschappelijke misstanden. Met Antonie Lewin vervulde zij een spilfunctie in de beweging voor gelijke vrouwenrechten in Den Bosch.

 

Publicaties (selectie)

  • ‘De dienstbodenkwestie’, Vrouwenarbeid, Orgaan van de Vereeniging Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid, nr. 18, 18-8-1898, 149-150.
  • ‘Te veel?’, De Nederlandsche Spectator, 24-9-1898, 303-304 [over het belang van co-educatie].
  • ‘De Wijkverpleging te ‘s-Hertogenbosch’, Belang en recht 7 (1903) nr. 155, 86.
  • De kunst om goed en goedkoop te eten [‘s-Hertogenbosch 1909].
  • ‘Een klein Weeshuis’, Tijdschrift voor Armenzorg en Kinderbescherming 5 (1904) nr. 138, 59.
  • ‘De Volkshuishoudschool van het St. Ursala-klooster te Tilburg’, Belang en recht 9 (1905) nr. 202, 82.

Literatuur

Wouter Leenders, ‘De kunst om Goed en Goedkoop te Eten’ [url (https://wouterleenders.eu/kookboek/).

 

Illustratie

Ongedateerde foto door onbekende fotograaf (privécollectie).

 

Auteurs: Wouter Leenders en Inge de Wilde

 

laatst gewijzigd: 05/10/2021