Daan, Johanna Catharina (1910-2006)

 
English | Nederlands

DAAN, Johanna Catharina (geb. Krommenie 12-5-1910 – gest. Deventer 11-6-2006), dialectologe en sociolinguïste. Dochter van Mertinus Everhardus Daan (1882-1962), onderwijzer, en Cornelia van Vliet (1876-1939). Jo Daan bleef ongehuwd.

Jo Daan groeide met één oudere broer (Willem Jan) op in een niet-kerkelijk onderwijzersgezin; haar moeder was lid van verschillende vrouwenverenigingen. Toen Jo twee jaar was, verhuisde het gezin van Krommenie naar Amsterdam. Daar volgde ze de hbs en ging ze, nadat ze het daarvoor benodigde staatsexamen gymnasium had afgelegd, aan de Universiteit van Amsterdam Nederlandse taal- en letterkunde studeren. In 1936 studeerde Jo Daan af. De belangstelling voor Nederlandse dialecten die zij later aan de dag legde, werd gevoed door haar thuissituatie: haar moeder sprak thuis altijd Zaans, haar vader was een Fries, en ze had ook Groningse familie.

Dialectenbureau

Omdat er in 1936 weinig emplooi was, ging Daan als vrijwilliger werken op het Fonetisch Laboratorium van de UvA, dat werd geleid door dr. Louise Kaiser. In 1937 begon ze voor de Stichting voor het Bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders aan een onderzoek naar het ontstaan van een mengdialect in de Wieringermeer. Een van de oprichters van de Stichting was P.J. Meertens, secretaris van het in 1930 opgerichte Dialectenbureau – de voorloper van het Meertens Instituut. In 1939 bood hij Daan een halve betrekking aan op zijn instituut. Haar eerste werkzaamheden bestonden eruit kaarten te tekenen en materiaal te verzamelen voor de Taalatlas van Noord- en Zuid-Nederland. Intussen werkte ze door aan haar eigen onderzoek: in 1950 promoveerde ze bij prof.dr. W.Gs. Hellinga op het proefschrift Wieringer land en leven in de taal.

Jo Daan wilde het liefst veldwerk doen en die kans kreeg ze na 1951, toen ze ging meewerken aan de Reeks Nederlandse Dialectatlassen. In 1954 werd ze hoofd van de afdeling Dialectologie en in die hoedanigheid trok ze in de loop der jaren diverse gerespecteerde onderzoekers aan, zoals Jan Stroop, Jan Berns en Jaap de Rooij (over wie ze sprak als ‘mijn jongens’). Onder haar leiding kwam in 1969 de Dialektatlas van Noord-Holland uit. In datzelfde jaar publiceerde ze Van Randstad tot Landrand, een kaart met een indeling van de Nederlandse dialecten in 28 groepen – deze indeling wordt nog steeds gehanteerd.

In 1964 begon Jo Daan met haar medewerkster Mariet Francken te werken aan de Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling, die tussen 1972 en 1977 in twee delen verscheen. Een omvangrijk project van Daan was het veldwerk dat ze in 1966 uitvoerde onder Nederlandse emigranten en hun nakomelingen in de Verenigde Staten. De resultaten van het onderzoek waren echter moeilijk te interpreteren, en daarom publiceerde Daan pas lang na haar pensioen het boek Ik was te bissie... Nederlanders en hun taal in de Verenigde Staten (1987).

Jo Daan omarmde graag nieuwe technologieën en theorieën. Zo experimenteerde ze met allerlei opnameapparatuur en zorgde ze ervoor dat veldwerkers de beschikking kregen over een bandrecorder waarmee het taalgebruik van de informanten op band kon worden vastgelegd. Ze was ook de eerste medewerker van het instituut met een auto. Jo Daan was ook internationaal georiënteerd. Al eind jaren zestig introduceerde zij het werk van de toen nog onbekende Amerikaanse taalkundige William Labov, die als grondlegger geldt van de sociolinguïstiek, in de Nederlandse onderzoekswereld – begin jaren zeventig haalde zij Labov naar Nederland voor een bezoek aan het Meertens Instituut.

Productief

Tot haar pensioen in 1975 bleef Jo Daan werkzaam op het Meertens Instituut. Daarnaast gaf ze decennialang college aan de mo-B-opleiding in Rotterdam, aan de Universiteit van Amsterdam, en na haar pensioen aan de Radboud Universiteit. Ze zat in veel commissies, was bestuurslid van de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap en vanaf 1983 buitenlands erelid van de (Vlaamse) Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde.

Daan was buitengewoon productief en schreef over een groot aantal onderwerpen. Ze publiceerde dertien boeken en ongeveer vierhonderd artikelen. Hoewel haar hoofdonderwerpen de dialectologie en de sociolinguïstiek waren, besteedde ze ook aandacht aan bijvoorbeeld de kluchten van Bredero en het poesiealbum. Een deel van haar werk was populairwetenschappelijk – zo wilde ze iets terug doen voor haar informanten. Een vroeg voorbeeld hiervan was het boek Hij zeit wat. Grepen uit de Amsterdamse volkstaal (1948), dat al na een jaar werd herdrukt (en in 1993 opnieuw werd uitgegeven). Van 1957 tot 1990 was Jo Daan lid van de redactie van Taal en Tongval, het wetenschappelijke tijdschrift dat is gewijd aan dialectologie (tegenwoordig taalvariatie) in Nederland en Vlaanderen. Bij haar aftreden in 1990 werd in een ‘Van de redactie’ gememoreerd dat ze in de 51 jaar dat het tijdschrift bestond, ‘de aktiefste medewerkster’ was geweest en dat er geen jaargang was geweest zonder een bijdrage van haar hand.

Kort voor haar pensioen verhuisde Daan naar Barchem in de Achterhoek. Ze woonde er 34 jaar, maar kon er nooit helemaal aarden. In 2000 publiceerde ze haar Geschiedenis van de dialectgeografie in het Nederlandse taalgebied. Rondom Kloeke en het Dialectenbureau. Het geeft een interessant ooggetuigenverslag van de geschiedenis van het vakgebied, bezien vanuit een insider – ze gaf het boek als motto: ‘herinnering is feit en fictie tegelijk’. Ter gelegenheid van haar negentigste verjaardag werd haar een vriendenbundel aangeboden: De toekomst van de variatielinguïstiek, een themanummer van haar ‘eigen’ Taal en Tongval.

Jo Daan stierf op 11 juni 2006 in een ziekenhuis in Deventer, op de leeftijd van 96 jaar.

Reputatie

Jo Daan geldt als een van de kopstukken van het dialectologisch en sociolinguïstisch onderzoek van het Nederlands. Dat ze nooit is benoemd tot hoogleraar, zegt veel over de tijd waarin ze leefde en niets over haar wetenschappelijke verdiensten. Het grote publiek kent Jo Daan tegenwoordig vooral van Het bureau van J.J. Voskuil, waarin ze voorkomt als de snibbige, driftige Dé Haan voor wie Maarten Koning doodsbang is. Haar naaste collega’s hebben zich van dit beeld gedistantieerd. Jo Daan kon scherp zijn en maakte van haar hart geen moordkuil. Dat blijkt ook uit haar al genoemde Geschiedenis van de dialectgeografie in het Nederlandse taalgebied, waarin ze volgens recensent Siemon Reker op ‘impressionistische’ en ‘sterk persoonlijke’ manier niet alleen de ontwikkeling van het vakgebied, maar ook van haarzelf beschrijft.

Naslagwerken

Levensbeschrijvingen.

Archivalia

Meertens Instituut, Amsterdam: correspondentie, aantekeningen en geluidsbanden, waaronder het complete papieren en audiodigitale archief van het onderzoek dat zij in 1966 in de Verenigde Staten deed naar de taal van afstammelingen van Nederlandse emigranten.

Publicaties

Voor de vrijwel complete publicatielijst van Jo Daan, tot 2001, zie:

Literatuur

  • D.P. Blok, ‘Jo Daan als dialectologe’, Taal en Tongval 27 (1975) 1-6.
  • VPRO’s Plantage, 28-5-2000 [tv-uitzending, met o.a. Jo Daan.  URL http://www.youtube.com/watch?v=fDfA_mDeP9k&playnext=1&list=PLE92328DAB82F2D58&feature=results_video; geraadpleegd 14-1-2017].
  • Jan Stroop, ‘De beweeglijkste en avontuurlijkste vorm van taalkunde’, Vaktaal 14 (2001) 20-22 [recensie].
  • Siemon Reker, ‘Bespreking van Jo Daan (2000), Geschiedenis van de dialectgeografie in het Nederlandse taalgebied’, Taal & Tongval 54 (2002) 72-94.
  • ‘In memoriam Jo Daan’ [URL http://www.meertens.knaw.nl/jo_daan/; geraadpleegd 14-1-2017].
  • Jaap de Rooij, ‘In memoriam Jo Daan (1910-2006)’, Taal en Tongval 58 (2006) 193-199.
  • Jan Stroop, ‘Johanna Catharina Daan’, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (2006) 37-45.
  • Jaap Raat, ‘Daan, Johanna Catharina [Jo] (1910-2006)’,  in: Westfries Biografisch Woordenboek (2010) [URL http://www.westfriesgenootschap.nl/geschiedschrijving/biografie/biografie_jo_daan.php; geraadpleegd 14-1-2017].
  • Nicoline van der Sijs, ‘“Op de schouders van onze voorgangers”. Jo Daan en het Amerikaans-Nederlands’, Nieuw Letterkundig Magazijn 31 (2013) nr. 1, 30-34.

Illustratie

Jo Daan, door onbekende fotograaf, ca. 1960 (Meertens Instituut, Amsterdam). 

Auteur: Nicoline van der Sijs

laatst gewijzigd: 17/01/2017