Belinfante, Frieda (1904-1995)

 
English | Nederlands

BELINFANTE, Frieda (geb. Amsterdam 10-5-1904 – gest. Santa Fe, VS 5-3-1995), celliste, dirigente en muzieklerares, in Tweede Wereldoorlog actief in het verzet. Dochter van Aron Belinfante (1870-1924), pianist en muziekleraar, en Georgine Antoinette Hesse (1878-1961). Frieda Belinfante trouwde op 1-10-1930 in Amsterdam met Jo Feltkamp (1896-1962), fluitist. Dit huwelijk, dat in 1936 eindigde in een echtscheiding, bleef kinderloos.

Frieda Belinfante groeide op als derde van vier kinderen – drie dochters en een zoon – van een Joodse vader en een niet-Joodse moeder in Amsterdam. Het gezin woonde eerst aan de Stadhouderskade, vanaf 1912 in de Wouwermanstraat. Haar flamboyante vader was een bekende concertpianist die een eigen muziekschool – later conservatorium – had, haar moeder een huisvrouw die de zorg voor de kinderen graag aan het kindermeisje overliet. De kinderen werden niet-joods opgevoed. Muziek was belangrijk in huize Belinfante: alle kinderen leerden een muziekinstrument spelen. Voor Frieda was dat vanaf haar negende de cello. Ze gold als de muzikaalste van het stel en werd na de lagere school naar de ulo gestuurd. In 1915 stierf Frieda’s oudste zus aan een blindedarmontsteking en een half jaar later gingen haar ouders uit elkaar. De kinderen woonden bij hun moeder in de Jacob Obrechtstraat, maar kwamen ook regelmatig bij de vader, die om de hoek in de Johannes Verhulststraat woonde.

Celliste en dirigente

Frieda volgde haar professionele muziekopleiding aan het conservatorium van haar vader. Daarnaast had ze privécellolessen. In 1920 – ze was zestien – speelde ze voor het eerst in de Kleine Zaal van het Concertgebouw. Later dat jaar liet ze haar haar kort knippen, wat haar een jongensachtig uiterlijk gaf. Via haar celloleraar leerde ze op haar zeventiende de componiste Henriëtte Bosmans kennen. De relatie tussen hen zou ruim zeven jaar duren. Een groot deel van de tijd woonde Frieda samen met Henriëtte, die intussen ook andere verhoudingen had.

Via Bosmans kreeg Belinfante in 1922 een aanstelling als celliste bij de Haarlemse Orkest Vereniging – ze was toen negentien jaar oud en verdiende honderd gulden per maand. Bosmans droeg haar tweede celloconcert op aan Belinfante. Op 3 februari 1924, een dag nadat haar vader was overleden, vertolkte ze als soliste de première ervan in het Concertgebouw van Haarlem. Niet lang hierna gaf ze haar plaats in het Haarlems orkest op omdat ze als eerste celliste was gepasseerd. Ze schnabbelde in bioscopen en op feesten en partijen, gaf cello- en muzieklessen en speelde voor de VARA-radio. Ook vond ze tijdelijk werk als typiste bij het Rijksmuseum. Intussen maakte ze kamermuziek met harpiste Rosa Spier en fluitist Jo Feltkamp. Laatstgenoemde was verliefd op Frieda, en haalde haar over met hem te trouwen, al wist hij dat ze meer van vrouwen hield. Het huwelijk hield geen stand, na zes jaar besloten ze te scheiden.

In 1932 werd Belinfante aangenomen als dirigente van het schoolorkest van het Baarnsch Lyceum, nadat ze in eerste instantie als vrouw was afgewezen. Het werd een groot succes, en zodoende werd ze ook gevraagd als dirigente van het koor van de Amsterdamse Vrouwelijke Studenten Vereniging (AVSV) en – iets later – Orkest Sweelinck, beide van de Universiteit van Amsterdam. Belinfante kreeg de smaak van het dirigeren te pakken en formeerde Het Klein Orkest, een gezelschap dat in 1938 in het Concertgebouw een serie uitvoeringen gaf met onder anderen de beroemde sopraan Jo Vincent als soliste. Daarmee was ze de eerste vrouwelijke dirigent van Nederland die voor een professioneel orkest stond. In 1939 volgde ze directielessen bij de Duitser Hermann Scherchen, en nog datzelfde jaar won ze het door hem georganiseerde concours voor jonge dirigenten. De prijs was een optreden als gastdirigent bij het Orchestre de la Suisse Romande, maar zover is het nooit gekomen, want de Tweede Wereldoorlog kwam ertussen.

De oorlog

Een week na de capitulatie deden haar broer en zijn Joodse vrouw een zelfmoordpoging alleen haar broer stierf. De dramatische gebeurtenis was voor Frieda Belinfante een eerste signaal dat ze het roer moest omgooien. Vanwege de anti-Joodse maatregelen van de bezetter besloot ze al snel haar Klein Orkest op te heffen: er speelden veel Joodse musici in en Belinfante voorzag dat hun het meespelen zou worden verboden. Ze begon persoonsbewijzen te vervalsen, hielp Joden bij het vinden van onderduikadressen en raakte betrokken bij de Groep 2000 van Jacoba van Tongeren, een oude schoolvriendin van haar zus. Via sociëteit De Kring kwam ze ook in contact met het kunstenaarsverzet. Toen er in 1942 door de kunstenaars een fonds werd opgericht om diegenen financieel te ondersteunen die hadden geweigerd zich bij de Kultuurkamer aan te melden, kreeg Belinfante de verantwoordelijkheid over de verdeling van steun aan de musici. Ze verkocht haar cello om geld te fourneren voor dat fonds. Langzaam maar zeker groeide onder de kunstenaars het besef dat het riskant was steeds maar meer valse persoonsbewijzen te maken. Beter was het om het hele systeem te saboteren. Zo rijpte het plan om een aanslag te plegen op het Amsterdamse bevolkingsregister. Belinfante hoorde bij de groep die maandenlang het plan voorbereidde.

Toen het in maart 1943 zover was, besloot de groep dat de overval mannenwerk was – Belinfante kreeg geen rol toebedeeld. Enkele dagen later werd duidelijk dat er verraad was gepleegd: twaalf plegers van de overval werden gearresteerd en zouden op 1 juli 1943 worden gefusilleerd. Het was duidelijk dat ook Belinfante gevaar liep. Ze sliep op diverse adressen in Amsterdam en ging verkleed als man – volgens haar persoonsbewijs heette ze Hans Kroon. De vermomming was zo goed dat zelfs haar moeder haar niet herkende. In het najaar zat ze een tijd ondergedoken in Laren. Omdat ze anderen in gevaar bracht besloot ze in december 1943 het land te ontvluchten.

Via de vluchtroute Brussel-Parijs en na een barre voettocht door de Frans-Zwitserse grensstreek wist Belinfante begin 1944 Zwitserland te bereiken. Na verloop van tijd kwam ze terecht in het Nederlandse vluchtelingenkamp Mont Pelerin bij Montreux. Het was een moeilijke tijd, onder meer omdat de andere vluchtelingen over haar roddelden en haar buitensloten. Op voorspraak van Scherchen kreeg ze in oktober 1944 toestemming te vertrekken. Ze vond een kamer in Winterthur, waar Scherchen woonde, kocht een klarinet en nam klarinetlessen.

Na de oorlog

In juli 1945 keerde Belinfante terug naar Amsterdam, maar het werd een desillusie: haar vrienden van het kunstenaarsverzet waren dood en er was weinig aandacht voor mensen die terugkeerden uit de kampen en de onderduik. Toen de AVRO in 1946 een dirigent voor het omroeporkest zocht, kreeg ze te horen: ‘Nee Frieda, geen vrouw!’ (gecit. Boumans, 201). In de zomer van 1947 vertrok ze naar de Verenigde Staten. Ze vestigde zich in Californië, waar ze al snel een veelgevraagd celliste en muziekdocente werd. In 1954 was ze de eerste vrouwelijke dirigent van de VS die voor een professioneel orkest stond dat ze zelf had opgericht. Dit Orange County Philharmonic Orchestra werd in 1962 opgeheven omdat het bestuur koos voor een commerciëlere koers. Het was tegen haar zin, maar Belinfante wist dat ze het niet kon tegenhouden en ze bedacht andere manieren om te musiceren.

Tot op zeer hoge leeftijd bleef Belinfante muziekles geven. Jarenlang runde ze daarvoor haar eigen muziekschool. De laatste vijf jaar van haar leven woonde ze met Bobbie Minkin, sinds 1970 haar vriendin, in Santa Fe, New Mexico. Op 5 maart 1995 overleed Frieda Belinfante aan kanker, in de ouderdom van negentig jaar.

Reputatie

Frieda Belinfante was voor de Tweede Wereldoorlog een bekende naam in het Nederlandse muziekleven en tijdens de oorlog had ze een belangrijk aandeel in het Amsterdamse verzet. Na de oorlog is ze in de vergetelheid geraakt. Zelf heeft ze zich nooit willen laten voorstaan op haar rol in het verzet. Recentelijk is er meer aandacht voor haar dankzij journaliste Toni Boumans, die haar in 1998 portretteerde in een tv-documentaire en in 2015 een uitgebreide biografie over haar schreef: een sterke, doelgerichte vrouw met een passie voor muziek.

Archivalia

Zie de bijlagen van Toni Boumans, Een schitterend vergeten leven.

Literatuur

  • Klaus Müller,‘“Ik wilde het gevaar in het gezicht kijken.” De levens van Frieda Belinfante’, in: Klaus Müller en Judith Schuyf red., Het begint met nee zeggen: biografieën rond verzet en homoseksualiteit 1940-1945 (Amsterdam 2006) 93-127 en 260-264.
  • Toni Boumans, ‘…Maar ik was een meisje’ (1998) [tv-documentaire].
  • Toni Boumans, Een schitterend vergeten leven. De eeuw van Frieda Belinfante (Amsterdam 2015).

Illustratie

Frieda Belinfante, door onbekende fotograaf, ca. 1920 (United States Holocaust Memorial Museum).

Auteur: Redactie (met dank aan Toni Boumans)

 

laatst gewijzigd: 17/04/2017