Adriaens, Barbara Pieters (ca. 1611-na 1636)

 
English | Nederlands

ADRIAENS, Barbara Pieters (geb. Brouwershaven? ca. 1611 – gest. na 31-5-1636), vrouw in manskleren, soldaat. Als Willem Adriaens trouwde zij (1) op 12-9-1632 in Amsterdam met Hilletje Jans; (2) ca. 1635 in Bolsward met Alke Peter.

Barbara Adriaens is een van de beter gedocumenteerde gevallen van vrouwelijke travestie die Rudolf Dekker en Lotte van de Pol hebben gevonden in hun zoektocht naar voorbeelden van vrouwen in manskleren. Op 19 oktober 1632 werd zij in Amsterdam verhoord omdat aan het licht was gekomen dat zij was getrouwd met een vrouw, genaamd Hilletje Jans.

Uit haar bekentenis valt op te maken dat Barbara Adriaens in haar korte leven veel had gezworven. Ooit had zij in Delft ingewoond bij solliciteur (persoon die soldij uitbetaalt) Willem Jans Pesser. Toen diens zoon Isaac trouwde, was zij als dienstmeid met het jonge echtpaar meegegaan naar Aardenburg, waar het garnizoen van Isaak was gelegen. Nadat de vrouw van Isaac was gestorven, was Barbara naar Rotterdam vertrokken en vervolgens naar Utrecht. Op dertienjarige leeftijd, zo bekende zij na enig aandringen, was zij op last van haar familie voor twee jaar opgesloten geweest in het Delftse spinhuis omdat zij drie dagen achter elkaar had gedronken in een gezelschap. Over haar achtergrond is verder niets bekend.

Vier jaar geleden, dus rond 1628, zo bekende Barbara Adriaens, was zij in Utrecht begonnen met het dragen van mannenkleren, en in een dorp bij Utrecht had zij ook haar vlechten afgeknipt. In Bodegraven had zij aan een soldaat gevraagd of hij geen dienst voor haar wist. Deze had haar meegenomen naar Heusden, waar zij elf maanden in de compagnie van graaf Willem had gediend. Daarna had ze anderhalf jaar gediend in de compagnie van De Graeff en vervolgens in die van Hasselaer. Ze noemde zich toen Willem Adriaens.

De Amsterdamse ‘slaapvrouw’ (hospita) van ‘Willem Adriaens’ had haar in contact gebracht met de 21-jarige Hilletje Jans, groenteverkoopster langs de straat. Hilletje had ‘Willem’ wat geld, kousen en andere zaken gegeven, in ruil waarvoor deze haar trouw had beloofd. Daarop hadden zij elkaar trouwbeloften gedaan, zonder dat Hilletje wist van haar vrouwzijn. Op 12 september 1632 waren zij in de Nieuwe Kerk met elkaar getrouwd. In bed had zij ‘pokken’ (syfilis) voorgewend om niet aan haar huwelijkse plicht te hoeven voldoen. Barbara Adriaens ontkende tijdens haar verhoor, ‘ooit enige trek of lust tot mannen gehad te hebben’.

Ook Hilletje Jans werd verhoord. Zij verklaarde nooit geweten te hebben dat Barbara een vrouwspersoon was. Voor het huwelijk had Barbara haar nooit ‘oneerlijk’ betast of gekust, want ze hadden alleen maar gezoend, zoals vrijers en vrijsters doen. Na het huwelijk had zij in bed soms wel getwijfeld, maar zij wist niet ‘of zij te hoog of te laag had getast’. Zij had er aanvankelijk vrede mee dat haar ‘man’ te ziek en ongezond was voor het hebben van gemeenschap, omdat ‘zij nog wel een jaar of twee wilde wachten’. Uiteindelijk was Hilletje gewaarschuwd door de vrouw van een smid. Deze had haar verteld ooit met Barbara te hebben geslapen toen zij nog ‘in vrouwenhabijt’ ging.

Het vonnis van de Amsterdamse schepenen luidde dat Barbara Adriaens voor 24 jaar werd verbannen, een vonnis dat kennelijk lichter was dan de eis, want er wordt in vermeld dat de hertogin van Bouillon (de vrouw van een neef van Frederik Hendrik), die op dat moment de stad bezocht, clementie voor haar had gevraagd.

Vier jaar later, op 31 mei 1636, dook Barbara Adriaens van Brouwershaven op in de stad Groningen. Zij zat daar gevangen omdat zij een jaar daarvoor in manskleren was opgepakt in Bolsward nadat zij een vrouw uit Workum, Alke Peter, had ‘gevreeën’ en getrouwd. Dit keer werd zij voor eeuwig verbannen uit Stad en Ommelanden van Groningen. Het is onbekend wat er hierna van Barbara Adriaens is geworden.

Literatuur

  • J. ter Gouw, ‘Barbera Adriaens. Een schetsje uit het zeventiende-eeuwsche volksleven’, in: Idem, Amsterdamsche kleinigheden (Amsterdam 1864) 81-98 [sfeertekening rond het moment van haar verbanning, met aan het slot de integrale tekst van het vonnis].
  • H.O. Feith, ‘De strafrechtpleging te Groningen, voornamelijk in de zeventiende eeuw’, in: G. Acker Stratingh, H.O. Feith en W.B.S. Boeles, Bijdragen tot de geschiedenis en oudheidkunde, inzonderheid van de provincie Groningen, 2 (Groningen 1865) 269-301, aldaar 280 [over haar vonnis in 1636 in Groningen].
  • Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, Daar was laatst een meisje loos. Nederlandse vrouwen als matrozen en soldaten. Een historisch onderzoek (Baarn 1981) 137-140 [integrale tekst van Amsterdamse verhoren en vonnis].
  • Rudolf Dekker en Lotte van de Pol, Vrouwen in mannenkleren. De geschiedenis van een tegendraadse traditie. Europa 1500-1800 (Amsterdam 1989) passim en 152 [met literatuurverwijzingen].

Redactie

 

laatst gewijzigd: 13/01/2014